5837 | Tibet (1000 - 1700) |
![]() |
![]() |
Tibet tijdens de Yuan- en de Ming-dynastieën: opkomst van de kloosterorden
Rechts: Het Potala-paleis, de winterresidentie van de Dalai Lama te Lhasa gebouwd in de 17e eeuw. |
![]() |
Na de val van het Tibetaanse koninkrijk in de 10e eeuw vormde een Tibetaanse stam (de Tangoeten) in het noorden een nieuwe grote staat. Deze staat, de Xi Xia (=westelijke Xia) dynastie, was naar Chinees model gevormd. De economie was zowel gebaseerd op het traditionele Tibetaanse nomadendom als op landbouw. Belangrijk voor de Xi Xia was de beheersing van het oostelijke deel van de zijderoute, vanaf de bocht in de Gele rivier tot de Taklamakanwoestijn. Gedurende de militair weinig agressieve Song-dynastie (960-1279) kon de Xi Xia zich gemakkelijk handhaven. Tot de Mongolen van Djenghiz Khan de rust kwamen verstoren: De Xi Xia werden in de periode 1205-1209 door hen onder de voet gelopen. In 1227 kwamen ze in opstand tegen hun nieuwe overheersers, wat hen op een strafexpeditie en volledige vernietiging kwam te staan. De verwoesting was zo groot, dat er nauwelijks nog een spoor van dit rijk overgebleven is.
De overige delen van Tibet werden tijdens de Mongoolse Yuan-dynastie relatief met rust gelaten. In Zuid-Tibet stonden de abten van het klooster van Sakya op goede voet met de Mongoolse heersers. Een beroemde abt van dit klooster, Sakya Pandita (1182-1251) was niet alleen wereldlijk heerser van het gebied rondom zijn klooster, maar mocht zich van de Mongolen onderkoning van heel Tibet noemen. Zijn opvolgers werden de officiële zetbazen van de Yuan in Tibet. De Sakyapa-kloosterorde was een van de zogenaamde 'Roodkap-orden', genoemd naar de rode mutsen, die de monniken bij officiële gelegenheden dragen. Een andere sekte van Roodkappen was de zgn. Kagyupa-orde. Deze orde schonk veel aandacht aan het onderwijzen van jonge monniken. De leermeesters werden Lama's genoemd. |
Protectoraat onder de Qing-dynastie De oorlogen van de Qing-keizers tegen de Mongoolse Oiraten resulteerden gedurende de 18e eeuw in de bezetting door Chinese legers van het Tarimbekken en omliggende gebieden (inclusief Mongolië). De legers werden spoedig gevolgd door kolonisten. In Lhasa werd een klein Chinees garnizoen gestationeerd en werden twee zogenaamde Ambanen aangesteld, die de belangen van de Chinese keizer in Tibet behartigden. De Ambanen kregen in de loop van 18e eeuw steeds meer bevoegdheden: van defensie en buitenlandse politiek tot en met de zeggenschap over de benoeming van hoge geestelijke gezagsdragers. Vooral dit laatste ondersteunt de huidige claim van Beijing op medezeggenschap in de aanwijzing van onder andere de Dalai Lam en Panchen Lama, in het geval dat zij komen te overlijden. Tijdens de 19e eeuw, waarin de Mandsjoe macht sterk afbrokkelde, waren de Dalai Lama's veelal kinderen die de volwassen leeftijd vaak niet bereikten. De macht werd uitgeoefend door regenten. Dikwijls werd dit gezag betwist door de Panchen Lama, die het gebied rond Shigatse beheerste. Gemaakt: 19-07-05 |