2010

Marcus Didius Julianus (193)

Pertinax (193 n. Chr.)

Na de moord op Pertinax (193),  werd de troon door de soldaten van de Pretoriaanse garde verkocht aan de senator Marcus Didius Julianus.

Wat de Pretorianen wilden en waar zij vanaf het begin op gerekend hadden, was geld. Het toeval wilde dat dat zich op die dag de schoonvader van Pertinax, Sulpicianus, gouverneur van de stad Rome, in het kamp bevond. Met hem begonnen de muiters te onderhandelen. Tegelijk lieten zij van de muren van hun versterkte kamp omroepen dat zij bereid waren om het keizerschap te verlenen aan de meest biedende. Een rijke senator, Marcus Didius Julianus, zag zijn kans en begaf zich naar het Pretorianenkamp en riep naar de wachters op de muur dat hij bereid was de last van het regeren op zich te nemen. "Maar Sulpicianus heeft al een bod gedaan!", kreeg hij te horen. Toen begon wat men een veiling van het Romeinse keizerschap zou kunnen noemen. Sulpicianus binnen en Julianus heen en weer lopend buiten de muren van het kamp verhoogden om beurten de door hen beloofde sommen gelds. In kleine stappen ging het bedrag omhoog, totdat de soldaten Julianus toeriepen: "Sulpicianus heeft 20.000 sest. de man geboden". Daarop, om in één klap aan het tegen elkaar opbieden een einde te maken, schreeuwde Julianus: "Ik geef 25.000 sest. !" Dat gaf de doorslag. De soldaten lieten Julianus binnen en riepen hem tot keizer uit. 

Formeel kon de keizerlijke waardigheid alleen door de senaat worden verleend.  Net als Pertinax bijna drie maanden eerder, begaf ook Julianus zich dus naar de senaat.  Het senaatsgebouw werd door de pretorianen omsingeld, waarna de Julianus officieel de keizerstitel in ontvangst nam. Daarop trad de kersverse keizer het paleis op de Palatijnse heuvel, waar het onthoofde lijk van Perinax nog op een vloer lag en in een ander vertrek het onaangeroerde avondmaal van die ongelukkige keizer opgediend stond. 

Julianus keurde alleen dat laatste een blik waardig om zich minachtend van zo veel soberheid af te wenden en orders te geven voor een nieuw en overdadig feestmaal. 

Onmiddellijk na de moord op Pertinax waren ijlboden uit Rome vertrokken om de belangrijkste gouverneurs en troepencommandanten in de provincies over het gebeurde in te lichten. Op 9 april bereikte een bode het legerkamp van Septimius Severus aan de Donau, niet ver van het huidige Boedapest. Vermoedelijk diezelfde dag werd deze ambitieuze en bekwame generaal door zijn troepen tot nieuwe keizer en wreker van de vermoorde Pertinax uitgeroepen. Nadat hij tot keizer was uitgeroepen, gingen er enkele weken voorbij waarin hij zich verzekerde van de steun van andere gouverneurs in Midden- en West-Europa, totdat hij tenslotte een leger van 16 legioenen achter zich had. Daarmee ging het vanaf begin mei richting Italië. De arme Julianus scheen aanvankelijk niet op zo'n complete oorlog te hebben gerekend en was dan ook te traag in zijn reactie. De legioenen stonden al in Noord-Italië, voordat Julianus eraan dacht de Alpenpassen te bezetten. De keizer zocht nu zijn toevlucht tot andere middelen. Sluipmoordenaars werden naar erop uit gestuurd om de pretendent uit de weg te ruimen, maar deze werden ontmaskerd of liepen over. 

Op Julianus' voorstel verklaarde de Senaat Severus tot staatsvijand, maar de troepen van die laatste naderden onverbiddelijk.  De keizer zocht vervolgens zijn toevlucht tot magie en bedreef geheimzinnige rituelen waarbij jonge kinderen in spiegels de toekomst moesten voorspellen.  Volgens sommigen werden zij vervolgens gedood.  In vermomming waren de aanhangers van Severus intussen de stad Rome al binnengedrongen. Het moet pas toen tot Julianus zijn doorgedrongen dat gekochte macht geen macht is. Het paleis raakte letterlijk steeds leger totdat op 1 juni van dat gedenkwaardige jaar 193 de senaat zonder keizerlijke toestemming bijeenkwam en Julianus in plaats van Severus tot "staatsvijand" verklaarde. 
De Pretorianen roerden zich niet of nauwelijks. Enkele van hun officieren werden vervolgens op bevel van de Senaat naar het paleis gestuurd om de "tiran" te executeren. Men trof de 60-jarige Julianus door iedereen verlaten aan. Zijn laatste woorden zouden geweest zijn: "Wat heb ik misdaan ? Ik heb toch niemand laten vermoorden ?" - waarna hij neer werd gestoken. 

Septimius Severus (193-211 n. Chr.)

laatst bijgewerkt: 21-07-02

colofon