2762

Urnenveldcultuur (ca. 1200-450 v. Chr.)

Tussen 1200 en 800 v. Chr. domineerde in Europa de zogenaamde Urnenveldcultuur. Een wijdverbreide zonnecultus is voor deze periode als zeker aan te nemen. Nadat deze cultuur vanaf 800 v. Chr. in de IJzertijd door de Kelten van de Hallstatperiode werd geassimileerd, is het zeer waarschijnlijk dat zij de hoogstaande wetenschappelijke tradities van hun voorgangers hebben voortgezet. De ringwal stond in zijn topografische omgeving op een typische heilige plaats. Hier gold het volgende principe: een stuk land uit een profane wereld te lichten en het dan een nieuwe bestemming te overgeven - een binnen van een buiten te scheiden. Men kan er tegenwoordig van uitgaan dat de oude druїden deze dingen kenden en de Goloring als hun observatorium en kathedraal diende.

Onder invloed van centraal-Europese culturen gingen de inwoners van onze streken hun doden individueel begraven, waarbij iedereen zijn eigen, zij het vrij kleine grafheuvel kreeg. Dit leidde in de loop der eeuwen tot aaneengesloten heuveltjes: de urnenvelden. De periode waarin deze urnenvelden gebouwd werden wordt ook wel aangeduid met urnenveldperiode en bestrijkt het laatste deel van de Late Bronstijd (± 1000 - 700 v. Chr.) en Vroege IJzertijd (± 700 - ± 500 v. Chr.). 

De Boshoverheide bij Weert is het verreweg het grootste urnenveld dat ooit in Nederland werd gevonden. Veel urnenvelden zijn in de jaren 20 en 30 verdwenen bij de grote heideontginningen.  

In Overijssel zijn 88 urnenvelden min of meer bekend. Niet dat er op die plaatsen altijd vondsten zijn gedaan; soms zijn de archeologen afgegaan op herinneringen van de bevolking, bijvoorbeeld als iemand bij het bouwrijp maken van een stuk land oude potten uit de grond heeft zien komen. Achttien velden zijn opgegraven. De meest recente opgraving is die bij Colmschate, een dorpje bij Deventer. 

In Oost-Nederland (Twenthe) werden de doden in de Midden-Bronstijd (1600 - 1200 v. Chr.) ook al begraven in kuilen, waarop vervolgens een grafheuvel werd gemaakt, meestal met een kringgreppel of een palenkrans eromheen om te voorkomen dat de doden zich gingen bemoeien met de levenden. Vanaf de elfde eeuw gingen de prehistorische Twenthenaren hun doden cremeren. De verbrandingsresten werden begraven in kuiltjes. Deze gewoonte was "overgewaaid" uit Midden-Europa en Zuid-Duitsland. Maar de Oost-Nederlanders hielden vast aan hun eigen gewoonte om een greppel te graven rond de kuiltjes, een eigenaardigheidje dat alleen voorkwam in Overijssel en het aangrenzende Duitse gebied rond Münster. Archeologen concluderen daaruit dat de bewoners de culturele gewoonten van anderen overnamen zonder dat er sprake was van dwang, bijvoorbeeld na een invasie van een ander volk. Pas omstreeks 900 v. Chr. werd de as begraven in urnen, zoals de Zuid-Duitsers dat ook deden. Tussen urnen en vaatwerk uit de keuken is meestal maar weinig verschil. Ze hebben beide dezelfde vorm, alleen de urnen waren vaker versierd.

Uit de late fase van de Urnenveld periode  (± 650-450 v. Chr.) dateert het in 1998 in Hoogveld, een nieuwe wijk in Sittard blootgelegde complete grafveld. 

laatst bijgewerkt: 14-09-02

colofon