11.401 |
West-Afrika (1800 - 1900) |
![]() De geschiedenis van het binnenland van West-Afrika is het verhaal van de Peul. Deze nomaden lieten hun kudden grazen op niet-gebruikte landbouwgrond. Een tekort aan weiden en een teveel aan belasting betalen zorgde voor zeer veel verzet van de Peul. Er volgde een golf van jihads (heilige oorlogen) waarna er diverse Islamitische staten gesticht werden, o.a. de staat Masina in 1818, met Djenné als hoofdstad. Na een nieuwe jihad in 1852 ging Masina op in het rijk Tukulor dat onder leiding stond van Rond 1880 waren de Turken van het Ottomaanse Rijk de belangrijkste machthebbers in Afrika. Het gebied dat zij beheersten kwam overeen met het huidige Egypte, Noord-Soedan, Noord-Lybië en Tunesié. Andere kolonisatoren waren de Britten (Zuid-Afrika), Portugal (Mozambique en Angola) en Frankrijk (Noord-Algerije en Gabon). In West-Afrika waren de door de Europeanen gecontroleerde gebieden nog kleiner, met Portugal (Portugees Guinee), Frankrijk (deel van Senegal), Groot-Britttannië (Sierra Leone, Goudkust (= Ghana, Zuid-Nigeria en het stroomgebied van de Gambia). Van 1800 tot 1900 werd Afrika bijna volledig bezet door de Europese grootmachten en verdeeld tijdens onderhandelingen. Groot Brittannië richtte zich op de os Zuid-Afrika-Egypte en Frankrijk op Noord- en West Afrika. Een combinatie van factoren zorgde voor deze plotselinge aandacht voor het Afrikaanse continent. Belangrijk was de afkalvende wereldsuprematie van Groot-Brittannië. De Britten ondervonden steeds meer concurrentie van landen als Frankrijk en Duitsland, maar ook van de aanstormende gigantische handelsmacht: de Verenigde Staten. Verder kwamen er in Afrika veel grondstoffen voor die de industriële grootmachten nodig hadden. Ook het goud en diamant dat gevonden werd in Zuidelijk Afrika zorgde voor een grote aantrekkingskracht. Tropische ziekten kreeg men beter onder controle, o.a. Malaria door de ontdekking van kinine. Dat de Fransen de Sahel en het westelijke deel van de Sahara koloniseerden had domweg als reden dat ze bang waren dat de Britten hen voor zouden zijn. De Fransen waren als sinds 1658 aanwezig in West-Afrika. Op een eilandje in de monding van de rivier de Senegal hadden zij een handelspost ingericht. Door de slavenhandel en stammenoorlogen breidde het Franse gebied zich langs de oever van de Senegal landinwaarts uit. Op dat moment was Dakar de belangrijkste stad aan de westkust van Afrika. Onder gouverneur Louis Faidherbe werden de belangen in West-Afrika van 1854 al wat groter. Onder zijn bewind werd in 1855 het eerste fort op Malinees grondgebied gebouwd bij Kayes aan de Senegal: fort Médine. In 1876 werd Brière de l'Isle gouverneur van Senegal. Hij wilde een spoorlijn realiseren tussen Dakar en de Niger-rivier, om daardoor de handel van de westelijke Sahel naar Senegal te halen. In 1880 sloten de Fransen een verdrag met de leider Ahmadu Seku van de Tukolor en in ruil daarvoor kregen ze handelsrechten. De Fransen lapten het verdrag echter aan hun laars en namen in 1883 onder leiding van kolonel Borgnis-Desbordes het toen nog onbeduidende Bamako in en bouwden er een fort. Uiteindelijk zou Bamako uitgroeien tot de hoofdstad van Mali. In 1890 werd Ségou veroverd, de Sukulor hoofdstad maar drie jaar later werden de Tukulor pas definitief verslagen. De volgende tegenstander van de Fransen waren de Mandinka en de Toeareg. In 1889 werd het Mandinka bolwerk Sikasso ingenomen en in 1894 de Toeareg-hoofdstad Tombouctoe. Het zuidwestelijk deel van de Sahara werd onder controle gebracht door de beroemde kameelruiters van het Franse leger, de Méharistes. Hierna werd het spoor tussen Dakar en de Niger-rivier aangelegd en in 1904 volledig in gebruik genomen. In 1908 werd het bestuur van de Franse kolonie Haute Sénegal et Niger in Bamako geïnstalleerd. in 1920 werd het Franse bestuur weer gereorganiseerd en verdeeld in twee grote koloniën: Frans Equatoriaal-Afrika, bestuurd vanuit Brazzaville en Frans West-Afrika, bestuurd vanuit Dakar. Frans West-Afrika bestond uit acht deelkoloniën, waarvan Mali, toen Soudan genoemd, er één was. De grenzen die Soudan toen kreeg zijn nog steeds de grenzen die de huidige staat Mali heeft. De lokale volken werdn zo over drie koloniën verdeeld. Economisch was er voor Frankrijk niet veel meer te halen, ook al probeerde men er bijvoorbeeld om de katoenteelt nieuw leven in te blazen. Door de arme grond, de verzilting en een onwillige lokale bevolking, strandde dit project (Office du Niger). Hierdoor liet Frankrijk Soudan min of meer zitten met als gevolg dat veel Malinezen naar de kust trokken om daar werk te vinden op de plantages of naar landen als Senegal en Ivoorkust. In 1883 werd Mali een Franse kolonie. |