4433

Leven van de liefdadigheid - het Armenhuis

Nederland in de 19e eeuw; Amsterdam (1800 - 1850); Amsterdam (1850 - 1900); Leven op het platteland

Vaak moesten de mensen die woonden op de goedkope huurkamertjes, in kelderwoningen, pakhuizen of in goedkope slechtgebouwde huisjes leven van de liefdadigheid. Vooral als de graan- of aardappeloogst mislukt was of tijdens een strenge winter. Zij konden dan wat eten en turf krijgen. Op een zolderkamertje in de Jordaan woonde een kleermaker, maar werken kon hij niet meer, want zien kon hij bijna niet. Van de kerk kreeg hij ƒ 4,00 per maand en ook een roggebrood per maand. Van de gemeente kreeg hij ƒ 1,00 per week en - de gemeente was royaler dan de kerk - een roggebrood per week. Verder kreeg hij van de Vereeniging Liefdadigheid naar vermogen ƒ 1,00 per week. Hiervan moeten hij en zijn ziekelijke vrouw leven. Als de huur is betaald, schoten er plusminus 30 cent per dag over voor voedsel, kleding en andere benodigdheden voor hem en zijn vrouw. 
Op oude foto's en filmbeelden vallen tussen de keurige dames en heren met hoge hoeden op de altijd slobberig geklede vrouwen, mannen met petten en in boezeroen en kinderen op klompen in niet passende, gekregen kleren die om hun lichamen hangen. Er zijn ook lange rijen kinderen te zien, wachtend op een voedseluitdeling, slaapzalen van nachtasiels met mannen in rijen houten kisten of een zaal van het Leger des Heils waar men op houten banken kon zitten en met de ellebogen op een plank vóór zich leunen. 

Links: De eetzaal van het Armenhuis

Op de Passeerdersgracht was vanaf 1844 in een oude paardenstal een nachtverblijf voor "behoeftigen". Tegen betaling van slechts enkele centen kon men daar warme dranken kopen en iets te eten krijgen. Deze inrichting wordt betaald uit giften. In kiosken en boekwinkels zijn boekjes te koop met bonnen voor maaltijden, die de kopers konden uitdelen aan de armen. 

Links: De slaapzaal van het Armenhuis

De hevige aardappelziekte van 1847 met zijn vreselijke gevolgen voor de voeding van de mensen die het niet breed hadden, maakte deze "toevlucht" tot een succes, vooral doordat er voedzame maaltijden worden verstrekt. Het oorspronkelijke gebouwtje wordt dan ook al gauw te klein. Er kwam een nieuw gebouw waarin een grote slaapzaal voor mannen met 82 kribben en een kleinere zaal voor vrouwen met 18 kribben, alle voorzien van stromatrassen en met dekbedden, eveneens gevuld met stro. 

Het Werkhuis

Aan de Roetersstraat staat het Dr. Sarphatihuis, een verpleeghuis. Het gebouw werd in 1782 gebouwd als werkhuis. Opgepakte bedelaars en hoeren werden er opgesloten om dwangarbeid te verrichten. Werklozen die aan de bedelstaf dreigden te raken, konden zich vrijwillig laten opnemen om in ruil voor zware arbeid kost en inwoning te krijgen.

Het Armenhuis

Toen in 1840 het Oudemannenhuis de deuren sloot, werd het werkhuis vooral een bejaardenoord. Na een fusie met het Huiszittenhuis veranderde de naam in 1875 in Armenhuis. Daar werden volgens het reglement “tijdelijk verpleegd ouden van dagen, ongeneeslijk zieken, idioten en voorts zoodanigen wier opneming in een gesticht onvermijdelijk is.” In 1933 veranderde de naam in Gemeentelijk Verzorgingstehuis voor Ouden van Dagen.

Broodkeuken van het Armenhuis

Zwaar werk voor bejaarden

In het Armenhuis moesten de ouden van dagen hard werken voor hun brood: weven, spinnen, hekelen, breien, naaien en touwpluizen. De bewoners van het werkhuis maakten zeildoek en koffiezakken voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij en hemden en broeken voor het leger en de marine. Pas in 1957 werd de werkplicht in het huis afgeschaft.

laatst bijgewerkt: 03-08-02