8228 |
Timor |
Etymologisch gezien is de naam Timor voor het hele eiland een verbastering van het Maleise timur dat "oost" betekent. Geschat wordt dat de eerste mensen zich op Timor vestigden tussen 40.000 en 20.000 voor Chr. De eerste bevolking vestigde zich op Timor als deel van de migratiestroom die in die tijd plaatsvond in Oceanië of beter Australazië. De eerste bewoners waren Australiden (Aboriginals). Later (rond 3.000 voor Chr.) vestigden zich Melanesiërs op Timor, weer later gevolgd door Maleisiërs. Deze laatste groep was afkomstig uit het zuiden van China en het noorden van Indochina. De eerste bewoners vluchtten de bergen in het binnenland in en een groot deel woont daar nog steeds. Deze eerste bewoners lijken op Aboriginals. De Timorezen leefden vrij geïsoleerd. De bevolking bestond niet uit zeevaarders, maar uit op land gerichte mensen. Daardoor was er vrijwel geen contact met andere bewoners in de regio. Contact met mensen buiten het eiland was er via zeevarende naties zoals China en India, waarmee Timor handel dreef in metaal, rijst, textiel, specerijen, sandalhout, bijenwas en slaven. In de 16de eeuw verschenen de eerste Europeanen. Deze eerste Europese bezoekers meldden dat het eiland bestond uit kleine koninkrijkjes (stammen) met hun eigen leiders. In het begin van de 16de eeuw arriveerden de Portugezen op Timor. Portugese missionarissen stichtten in 1556 het dorp Lifau. De Portugezen vestigden op het eiland handelsposten. In 1651 vielen de Nederlanders Kupang binnen in West-Timor. Op het oostelijke deel van het eiland wisten de Portugezen zich te handhaven. In 1702 werd Oost-Timor een kolonie van Portugal onder de naam Portugees-Timor. António Coelho Guerreiro was de eerste Portugese gouverneur. Lifau werd de hoofdstad. De Portugezen introduceerden grootschaliger landbouw in Oost-Timor van onder ander maïs en koffie. Met behulp van Portugese musketten begonnen de Timorezen ook meer te jagen. De Portugezen introduceerden het Katholicisme, het Latijns alfabet, de drukpers en het onderwijsstelsel. In de kerk en de handel werd Portugees de eerste taal. De Portugezen werkten nauw samen met plaatselijke leiders (stamhoofden) om de macht te behouden. In 1767 werd Dili de hoofdstad van Portugees-Timor. Het zou tot 20 april 1859 duren voordat er een verdrag kwam tussen Nederland en Portugal (Verdag van Lissabon) waarin werd bepaald dat Portugal het oostelijk deel van Timor in handen zou krijgen en Nederland het westelijk deel. Met dit verdrag werd ook de grens tussen Oost- en West-Timor vastgesteld. De definitieve grens werd in 1916 formeel vastgesteld in Den Haag. Deze vormt vandaag de dag nog steeds de grens tussen Oost-Timor en het Indonesische West-Timor. De Portugezen zagen Timor lange tijd louter als handelspost tot de eigen economie begin 20ste eeuw instortte. Toen probeerden ze meer winst te halen uit hun koloniën en stuurden troepen naar Oost-Timor. Hierdoor groeide het verzet tegen de Portugese overheersing. Zo'n 3.000 rebellen vonden de dood in die periode. De Portugezen bleven in Oost-Timor tot ze in 1975 de regio verlieten. De Portugese dictatuur maakte plaats voor een democratie. Vanaf april 1974 werden de eerste Timorese politieke partijen toegelaten. Eén partij wilde de volledige onafhankelijkheid, één wilde een protectoraat onder Portugal en de derde wilde aansluiting bij Indonesië. Na een korte burgeroorlog riep de onafhankelijkheidspartij zichzelf in 1975 uit tot winnaar van de verkiezingen uit en datzelfde jaar werd het land onafhankelijk verklaard (28 november 1975). |
Gemaakt: 13-06-10 |