8026

De veldtocht van Lodewijk XlV naar de 
Noordelijke Nederlanden 1672

Boven: Lodewijk XlV steekt de Rijn over bij Lobith op 12 juni 1672, schilderij van Adam Frans van der Meulen, 1690 (Rijksmuseum Amsterdam) 

De Republiek der verenigde Nederlanden had in 1672 de boosheid van de Franse  koning Lodewijk XIV opgewekt. Om zijn eer te wreken verklaarde hij ons op 10 april 1672 de oorlog en marcheerde met een leger, zoals toentertijd nog nooit in de geschiedenis gezien was, naar de grenzen van onze republiek. In de plaatsen langs de Merwede heerste grote angst. Men kon zeker verwachten dat de vijand zijn weg via Gorinchem naar Dordrecht zou nemen en zodoende ook door Sliedrecht zou trekken. De legers leefden toen nog van het afstropen van het platteland dat ze passeerden. Het zal duidelijk zijn dat men bang voor zo'n leger was. Op 8 april 1672 hadden de Staten van Holland besloten tot de uitvoering van de Hollandsche Waterlinie.  


Al in 1589 ontstond voor het eerst het idee om grote delen van Holland tegelijkertijd te verdedigen, in plaats van het tot dan gebruikelijke systeem om per vesting(-stad) de defensie ter hand te nemen. Door middel van het onder water zetten (inunderen) van grote stukken land, bemoeilijkte men de vijand deze linie te overschrijden. De inlaatpunten voor het water in de linie werden verdedigd door fortificaties, evenals de verhoogde wegen (accessen). Met betrekkelijk weinig militairen kon de Waterlinie worden verdedigd. De linie liep van de Zuiderzee tot de Biesbosch, van Muiden via Woerden en Goejanverwellesluis naar Gorinchem. Utrecht viel buiten de linie, omdat deze stad op dat moment reeds door de Fransen was veroverd. 

Schoonhoven vormde de belangrijkste schakel. Men liet zoŽn 30 cm water op de polderweilanden lopen. Het water was onvoldoende diep om te bevaren en het doorwaden ervan was praktisch onmogelijk, mede omdat alle sloten onzichtbaar waren geworden.
Onder aanvoering van Lodewijk XIV rukten de Fransen langzaam op naar het noorden. Het lage tempo van de opmars gaf de Nederlanders, geleid door koning-stadhouder Willem III, de gelegenheid zich terug te trekken achter de Oude Hollandse Waterlinie.


Op 12 juni 1672 staken Franse troepen bij Tolhuis te Lobith de Rijn over. Voordat men het hier kon inschatten, waren de troepen al in de Betuwe. De Franse legermacht trok langs twee opmarswegen vanuit het oosten ons land binnen. Utrecht werd ingenomen terwijl een ander deel van het leger oprukte naar Amsterdam.

In juni 1672 was men nog in de Alblasserwaard nog bezig met de voorbereidende werkzaamheden. Door het openzetten van de uitwateringssluizen en het doorsteken van de dijken moest het water tot deze inundatie (onderwaterzetting) verkregen worden uit de rivieren: de Merwede, de Linge en de Lek. Het eerste werk dat gedaan moest worden, was het weggraven van de hoge buitendijkse gronden. Toen de sluizen geopend werden en het water door een noordwestenwind wassende was, dacht men dat de inundatie in korte tijd voltooid zou zijn. 

Spoedig ondervond men tegenkanting van de boeren die voorgaven dat de stad Gorinchem in zulke slechte staat was, dat men daar toch de vijand niet tegen kon houden en dat hun landen door de inundatie nodeloos bedorven zouden worden. In dit verband moet men ook het verzoek van de Alblasserwaard aan de Staten van Holland, om van inundatie verschoond te mogen blijven, zien. In plaats van de versterkingen aan de dijken en de grachten te werken, bezetten zij gewapend de poorten van Gorinchem. De door de Staten van Holland benoemde lieden konden de bezetters niet tot rede brengen De boeren bleven de wacht houden op dijken en wegen en verhinderden het uitvoeren van de inundatie. Dit duurde tot den 19-e juni. Het Staatse leger onder leiding van veldmaarschalk Wirtz was intussen in de stad gekomen. Enkele oproerkraaiers en belhamels werden opgepakt en later terechtgesteld. De volgende dag werden verschillende sluizen geopend en scheen de inundatie van alle landen ten oosten van de dijk langs de Zouwe spoedig tot stand te zullen komen. De boeren in de Alblasserwaard, die alleen het eigenbelang op het oog hadden, tapten echter aan de andere kant weer zoveel water af dat op 3 juli het water in de Boven-Alblasserwaard nog niet hoger stond dan de bovenkant van de sloten. Dit deed Wirtz besluiten om de sluizen van Elshout en Ammers te stempelen en de Lekdijk en de Merwededijk beneden Gorinchem door te steken. 

Het doorsteken van de Merwededijk veroorzaakte onder de boeren van de Alblasserwaard - zich de toestanden van 1659 en 1663 nog herinnerend - een grote schrik. Immers, bij een hoge waterstand hadden zij de ergste gevolgen te duchten. Aan veldmaarschalk Wirtz stelden zij daarom voor alleen de Boven-Alblasserwaard (De Overwaard met de polder Streefkerk) onder water te zetten, Door middel van het openen van de sluizen van Elshout, Ammers en Giessen zou de Beneden-Alblasserwaard (De Nederwaard met Papendrecht, enz.) droog kunnen blijven voor de berging van hun vee. Wirtz nam dit voorstel aan. 

De boeren hielden zich echter niet aan hun woord en gingen nu de Overwaard aftappen via de Nederwaard. Daarom liet Wirtz de Merwededijk uiteindelijk toch doorgraven. Toen in juli door een westenwind het water buitengewoon werd opgestuwd, kwam er zoveel water binnen dat het water ook in de Nederwaard zou binnendringen. Wirtz liet daarop weer een kade in de dijkdoorsnijding maken. Zo bleef de Nederwaard van inundatie vrij. Op den duur bleek echter dat de kaden niet voldoende sterk waren om het water uit de Nederwaard te houden en daarom bepleitten de Gedeputeerden van Dordrecht in de Staten van Holland om die kaden te mogen verhogen en wel van Giessendam tot Elshout. Hiermee zouden elfduizend morgen land van water vrij gehouden kunnen worden. Weldra kwam de verhoging tot stand. De uitvoering vond plaats door daggelders. Aldus hadden we in onze omgeving gelukkig geen al te zware gevolgen van de waterlinie. 

De Fransen hadden in korte tijd bijna de gehele Republiek tot aan Utrecht bezet. Ze probeerden nu een aanval op Gorinchem, maar Wirtz trad flink op en wist hen te weerstaan. Niettegenstaande de lafhartigheid van een aantal officieren dat bij de eerste nadering van de vijand de vlucht nam. Wirtz liet de beul van Haarlem komen die hen na vonnis terechtstelde.
Op 18 augustus 1672 volgde een tweede aanslag op Gorinchem waarbij verraad in het spel was. Ook ditmaal mislukte de poging de stad in te nemen. De boer die de Fransen de weg gewezen had, werd opgehangen.In 1672 was er onder de ingezetenen van de Alblasserwaard grote ontevredenheid. Een archiefstuk uit die tijd zegt, "Verscheyde mumuratien ende inobedientie (ongehoorzaamheid) ontstaan jegens de Heeren Dijkgraven en Heemraden, mitsgaders tegen Schouten en gerechten". 

Toen de Fransen hun opmars wilden voortzetten, bleek de Hollandse Waterlinie een onoverkomelijke hindernis te vormen. In december 1672 zette de vorst in en de spanning langs de Waterlinie liep op. Om de Fransen de toegang tot het ijs te ontzeggen, liet Willem lll de boeren wakken hakken en soldaten op de schaats patrouilleren. Dit mislukte. 

Luxembourg wilde doorstoten naar Leiden en stak bij Woerden met 10.000 man de bevroren watermassa over. Woerden werd bezet en in brand gestoken, Bodegraven en Zwammerdam werden door de soldaten geplunderd. Toen viel de dooi in en de Fransen zaten als ratten in de val. Ze hadden echter geluk. De Staatse bevelhebber van de schans te Nieuwerbrug had zonder noodzaak zijn sterkte in de steek gelaten en de Fransen konden hun eigen linie weer bereiken. De nalatige kolonel werd onthoofd. 

laatst bijgewerkt: 08-10-05

colofon