Er lag meestal een mat of een kleed op. In het midden van de kamer stond een zware tafel met dikke bolpoten. Die zaten ook onder de kast en onder de ongemakkelijke stoelen met hun hoge, rechte ruggen.
In de kamer waren ook hoge ingebouwde slaapplaatsen, de bedsteden. Die waren zo kort dat je er alleen zittend in kon slapen. Onder de bedstee stond een "rolkoets" voor drie of vier kleine kinderen. Als het koud was, verwarmde men het bed vooraf met ene koperen beddenpan. In de schouw stond doofpot, waarin halfverbrande stukjes hout en turf bewaard werden. Als je koude voeten had, legde je een paar van die stukjes op het vuur tot ze gloeiden. Dan deed je ze in een stenen bak die in een stoof paste. Als je dan je voeten op de stoof zette, werden ze heerlijk warm.
Door de smalle diepe kavels werden de huizen met de nok loodrecht op de straat en gracht gebouwd. Het gevolg was een voorgevel met een driehoekige top: de puntgevel. Al meteen ontstond de behoefte om die punt te versieren, om het huis een individueel karakter te geven. Van de vroeg-Renaissance gevels, zoals die in Antwerpen te zien zijn, bestaat er in Amsterdam nog maar één voorbeeld: Sint-Annenstraat 12. De Amsterdamse gevel ontwikkelt zich uit de in Holland gangbare trapgevel: begin 17de eeuw werden de eerste Amsterdamse varianten ontwikkeld.
De topgevel-traditie bereikt in Amsterdam het hoogtepunt in de 18de eeuw, topgevels met een barokke kuif, waarna een versobering intreedt. Met de rechte houten lijstgevel uit de 19de eeuw komt een voorlopig einde aan een eeuwenoude Amsterdamse topgevel-traditie. In de 20ste eeuw zijn de enige topgevels die nog geplaatst worden, bewaarde oude toppen van gesloopte huizen die op een restauratiepand herplaatst worden. Zal de Amsterdamse traditie in de 21ste eeuw opnieuw worden opgepakt?
Met enkele goed gekozen voorbeelden kunnen we de ontwikkeling van de Amsterdamse topgevel in beeld brengen.
Uit de trapgevel (1) ontstaat geleidelijk de halsgevel (5) doordat het aantal trappen steeds kleiner wordt. De overgangstypes (2 en 3) hebben grote trappen met vleugelstukjes. De verhoogde halsgevel (4) heeft nog een extra trapje.
De volgende ontwikkeling is van halsgevel naar klokgevel (7): de schuine zijden van de klauwstukken worden de ingezwenkte zijden van de klokgevel. Het overgangstype (6) lijkt nog erg op een halsgevel. In de 18de eeuw krijgt de klokgevel een sierlijke vorm en zwenken de zijkanten steeds verder in (8)
De volgende stap is de ontwikkeling van de verhoogde lijstgevel (10): de topgevel is een verhoogde attiek op een omhooggebogen kroonlijst. Het overgangstype (9) heeft een topgevelachtige middenverhoging. De volgende stappen leiden via de rechte lijstgevel met attiek (11) naar de versoberde houten rechte kroonlijst uit de 19de eeuw (12).
|