7329 Slag op de Zuiderzee (11 oktober 1573)
De Lage Landen (1572 - 1581); Hoorn (1300 - 1600)

De slag op de Zuiderzee vond plaats in 1573, in het begin van de roerige Tachtigjarige oorlog. De steden en gewesten van de Nederlanden vormden toen nog geen eenheid in de strijd tegen de Spaanse overheersing. Zo bleef Amsterdam bijvoorbeeld lange tijd trouw aan Spanje. De strijd ter land en ter zee verliep moeizaam. 

Nadat de Watergeuzen in 1572 Den Briel hadden ingenomen, schaarden veel steden in Noord-Holland, waaronder Hoorn, zich aan de zijde van opstandelingenleider Willem van Oranje. Een jaar later kwam de oorlog in dit gebied tot een hoogtepunt. De Spaanse troepen trokken over land naar Alkmaar. Maar daar begon voor de opstandelingen de Victorie. ( De Victorie van Alkmaar) Het gebied om de stad werd onder water gezet en de Spanjaarden kozen het hazenpad. Toen het gevecht op het land de Spanjaarden moeilijk werd gemaakt, kozen ze voor de zee. In Amsterdam werd een grote vloot uitgerust, waarmee de Spanjaarden de steden aan de Zuiderzee wilden onderwerpen.. De geuzen lieten bij Pampus oude schepen zinken Het mocht niet baten. De Spaanse vloot onder leiding van admiraal Maximiliaan van Bossu op zijn enorme schip De Inquisitie, wist voorbij Pampus te komen. De geuzenschepen vluchtten naar alle kanten. Op zondagmorgen 11 oktober 1573 rond half twaalf zagen de inwoners van Hoorn het onder hun ogen gebeuren. De wind draaide, de Spaanse vloot raakte aan lager wal. De geuzen zagen hun kans schoon en vielen aan. 

Cornelis Dirksz uit Monnikendam, de admiraal van de geuzenvloot had zijn schip de Eendracht van een borstwering voorzien van in elkaar gestampte visnetten waar achter zijn mannen redelijk beschermd waren. Dirksz legde de Eendracht dwars voor de Inquisitie en als katten klauterden de geuzen aan boord van het vijandelijke schip. Een van de geuzen, een zekere Jan Haring, klom onder groot gejuich in het wand van het vlaggenschip. Hij rukte de gehate Spaanse vlag van de stengen en bond die als buit om zijn middel. Daarna hees hij aan de mast de prinsenvlag. Terwijl hij met de admiraalsvlag naar beneden klom, werd hij vol in de borst geschoten. Dodelijk gewond viel hij in zee. Zijn kornuiten dregden hem op en droegen hem in een open kist naar het stadhuis, waar velen hem eerbiedig de laatste eer bewezen. De admiraalsvlag werd 'tot eeuwige gedagtenisse' in de toenmalige Grote Kerk (afgebrand in 1838) gehangen. 

Jan Haring was, gezien zijn naam vermoedelijk een telg uit een Hoorns vissersgeslacht. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog had hij al eerder van zich doen spreken door heldendaden te verrichten. Tijdens het beleg van Haarlem (1573) nam hij het in z'n eentje op tegen een Spaanse overmacht. In hetzelfde jaar, toen het prinsgezinde West-Friesland door Alva werd bedreigd en de West-Friezen en Watergeuzen zich gezamenlijk inspanden om de Spanjaarden te verslaan, verschanste hij zich met een bende West-Friezen bij wijze van afleidingsmanoeuvre op de Diemerdijk langs het IJ om van die kant de Spanjaarden te belagen. Dit pakte verkeerd uit: de overmacht bleek te sterk en de West-Friezen moesten het hazenpad kiezen. Jan Haring dekte de aftocht van zijn kameraden en hield geruime tijd stand op een smal stuk dijk dat aan beide zijden door water was omgeven. Op een gegeven moment werd het vijandelijk spervuur zelfs deze 16e-eeuwse 'Rambo' te gortig. Onder een regen van kogels dook hij in het water, zwom naar de overkant en rend over het weiland naar Monnickendam, waar hij ongedeerd aankwam. 'Dit stuiten der vijanden was de behoudenis van veelen zijner spitsbroederen; ende nerghens anders hunne wijk heen,' meldde geschiedschrijver P.C. Hooft over dit voorval. 

Cornelis Dirksz raakte in de strijd zwaar gewond, waarna schipper Jan Floor het bevel overnam. Vijf dagen duurde de strijd, waarbij de schepen over de Zuiderzee zwalkten. Ook voor de kust van Hoorn werd stevig gevochten. Vanuit de stad werd de West-Friese vloot steeds van verse manschappen en munitie voorzien. Ondanks de overmacht slaagden de West-Friezen erin de Spaanse vloot te verslaan. Bossu werd gevangen genomen en tegen betaling van losgeld vastgezet in het voormalige Weeshuis aan de Korte Achterstraat. Een gedenksteen in de gevel herinnert er nog aan. In het Westfries Museum aan de Rode Steen zijn de gouden drinkbeker en twee enorme zwaarden van Bossu te zien. 

De overwinning had tot gevolg dat West-Friesland een zelfstandig en economisch onafhankelijk gewest werd, met een eigen admiraliteit en een eigen munt.

Na de overwinning op de Spanjaarden was de hegemonie van de opstandelingen te water een feit. Op het land werd echter nog verbitterd gevochten. Vanuit Amsterdam overvielen de Spanjaarden Waterland en de Zaanstreek met de bedoeling om door te stoten naar West-Friesland. 

Jan Theunisz. Blanckerhoff uit Alkmaar begon in 1663 met het schilderen van "De slag op de Zuiderzee voor de rede van Hoorn tegen Bossu in 1573". Vijf jaar later was hij klaar en kon het werkstuk in een monumentale omlijsting van Johannes Kinnema worden opgehangen in het Statenlogement te Hoorn, waar het pronkstuk nog altijd te zien is.

Onder: Over deze Zeeslag op de Zuiderzee kun je in Hoorn dit lezen:

 

tot eer van haar geslacht tot lof van deze daad
die klampen hem aan boord die weten nog wel raad
hier is een Hoorns hop, daar gaat 't op een vechten
daar ziet men 't ene schip vast aan 't ander hechten
daar ziet men rechte liefde daar doet men onderstant
daar vecht men sonder geld voor 't lieve vaderland

De Graaf van Bossu werd onder begeleiding van het joelend volk naar dit verlaten klooster gebracht en er gevangen gezet, maar werd later weer vrijgelaten.
rechts: Bossu (links) ontvangt zijn zwaard terug van Willem de Zwijger (rechts) volgens de overlevering omdat Bossu de kant zou hebben gekozen van Willem van Oranje ????

Als gevolg van dit krijgsgeweld en de daarmee gepaard gaande wreedheden waren veel mensen op de vlucht geslagen. Zo ook Lambert Meliszoon uit Westzaan. Samen met zijn moeder probeerde hij een veilig heenkomen te zoeken. Het was winter en hij sleepte zijn moeder op een berrie voort over het ijs. Op zeker moment werd het tweetal door de Spanjaarden ingehaald. Lambert had geen andere keus dan zich in het riet te verstoppen en zijn moeder achter te laten. 

Weggedoken tussen het riet, vreesde hij het ergste. Even later viel de berrie met de oude vrouw in handen van de Spanjaarden. Maar de soldaten hadden medelijden met het arme mens en lieten haar met rust. Geschiedschrijver Feyken Rijp tekende hierover op dat de krijgslieden tamelijk aangedaan waren door hun vondst: 'dese vrome daad trof het herte der bloed dorstige Spanjaarden sodanig, dat sy de oude vrouw vindende sonder de minste moeyte aan te doen, met vreden lieten'. 
Zodra de soldaten uit het zicht waren, kroop Lambert Melisz tevoorschijn. Hij trof zijn moeder ongedeerd aan en ging weer aan de sjouw. Buiten adem en aan het eind van zijn krachten arriveerde hij met zijn moeder bij de Westerpoort van Hoorn. Veilig binnen de stadsmuren aangeland, vertelde hij wat hen overkomen was. De Hoornse bevolking kwam zo onder de indruk van zijn relaas, dat Lambert en zijn moeder vereeuwigd werden op een houtreliëf in de kroonlijst van de poort. Lambert Melisz vestigde zich voorgoed in Hoorn. Zijn nakomelingen hadden er posities van hoog aanzien bekleed. De Westerpoort is in het begin van de negentiende eeuw helaas gesloopt. Het houtreliëf bevindt zich echter nog in het Westfries Museum. Historisch onderzoek heeft overigens uitgewezen dat niet Lambert Melisz op het reliëf is afgebeeld, maar Heyndsrick Jacobsz Oetkens, en dat deze niet zijn moeder, maar zijn grootmoeder uit handen van de vijand wist te houden.

Gemaakt: 06-01-04