5565 |
Zwolle 1400 - 1500) |
![]() |
Zwolle telde in het begin van de 15e eeuw niet veel meer dan 3.200 inwoners. Zwolle trad relatief laat, in 1407, toe tot het Hanzeverbond. Daarmee begon voor de stad haar Gouden Eeuw, waarin de stad in kerkelijk en cultureel opzicht bloeide, dankzij de rijkdom die vergaard werd via het Hanzeverbond. De kooplieden bouwden monumentale woningen om hun weelde te tonen. In die tijd was Oost-Nederland belangrijker voor de handel dan West- Nederland. Zwolle had bijv. al stadsrechten toen er in Holland nog bijna geen enkele stad was. Maar de IJssel was dan ook één van de belangrijkste handelsroutes van die tijd. En wegen over land waren er nog niet of nauwelijks. Vrijwel al het handelsverkeer bewoog zich over het water tot aan de 19e eeuw toe. |
Hoe belangrijk de handelsfunctie was die het tegenwoordige stadscentrum na 1384 kreeg blijkt uit de vele overkluizingen van de Grote Aa. Voor het eerst gebeurde dit in 1437 waarbij de Grote Markt ontstond. Een keur van 1463 laat zien dat er toen al vijf overkluizingen en overbruggingen waren van de Grote Aa, die overigens nog altijd stroomt onder Gasthuisplein, Oude Vismarkt en Melkmarkt. Deze markten waren onderling verbonden door kaden met kademuren uit Bentheimer steen. |
![]() |
Links: Grote Markt
Op dit schilderij van Derk Jan van Elten is te zien dat de Grote Markt toen was omgeven door fraaie gevels uit de renaissance en de zeventiende eeuw. In het grote pand geheel rechts op de hoek is een boekhandel gevestigd, wat te zien is aan het uithangbord. Geheel links is nog en deel van de schandpaal te zien. |
![]() |
De Hanze kreeg als organisatie vastere vorm tijdens de oorlog die zij voerde tegen koning Waldemar IV van Denemarken die in 1370 eindigde met de vrede van Stralsund. Ook Zwolle tekende het vredesverdrag en de stad kreeg een vitte op Schone (Sk†ne), nu het zuidelijkste deel van Zweden. Een vitte was een afgepaald stuk grond met huizen en kramen, waar het eigen (hier het Zwolse) stadsrecht gold. Links: Kookpot uit de late middeleeuwen, gevonden in een pand aan de Oude Vismarkt |
Naast de actieve internationale handel was er ook passieve internationale handel en natuurlijk de regionale handel. Het meest belangrijke waren de jaarmarkten, die dagenlang en in Zwolle zelfs ieder een volle week duurden. Zij waren een echte ontmoetingsplaats voor kooplieden die vaak van heinde en ver kwamen, tot uit Denemarken, Holstein, Keulen en Westfalen toe. De jaarmarkten kunnen dan ook best met een handelsjaarbeurs of messe vergeleken worden. De wekelijkse en soms zelfs dagelijkse markten voor levensmiddelen e.d. ontstonden pas later ook al omdat het menu van de middeleeuwse gewone man zo eenvoudig was dat hij aanvankelijk zelf wel kon verzorgen. Maar heel geleidelijk werd de arbeidsverdeling z¢ gespecialiseerd dat er naast het eigen ambacht geen tijd en kennis overbleef om voor het eigen voedsel te zorgen. De jaar- en weekmarkten werden voor de veiligheid binnen de stadsmuren gehouden waar de stedelijke overheid bescherming bood. Ook stelde het stadsbestuur regels vast om de consument te beschermen. Zo moest in Zwolle de aangeboden haring vers zijn. Haring die "nachtgammel" was, d.w.z. ouder dan één nacht, moest met een rode lap op de ton aangeduid worden en schoongemaakte haring met een groene lap. Ook mocht niemand na 25 juli koeien slachten en verkopen, tenzij het vlees met een rode lap was gemerkt. In hetzelfde jaar kreeg Zwolle ook vrijstelling van tol te Nieuwerbrug bij Ommen in de weg naar Hardenberg. Al eerder had de stad in het moerassige gebied ten noorden van de Grote Aa een paalweg aangelegd naar de buurschap Dieze (de Diezerstraat) en de Oude Twentse weg. Verbetering van de verbinding in oostelijke richting volgde in 1402 toen de weg van Ane naar Coevorden werd aangelegd. In 1438 kreeg Zwolle het stapelrecht voor alle goederen die via Venebrugge, bij Hardenberg, langs een paalweg door het veen westwaarts werden gevoerd. In 1451 werd de Berkumerbrug over de Vecht gebouwd, die het handelsverkeer uit Duitsland via Zwolle naar Holland nog verder moest vergemakkelijken. Ook voor de handel met het westen werden in 1432 bakens en bebakeningstonnen in zee geplaatst en werd in 1435 op kosten van Zwolle de sluis in Genemuiden gerepareerd. Verder verwierf Zwolle o.a. het Katerveer over de IJssel ten zuiden van de stad en tenslotte werd tolvrijheid overeengekomen met Amsterdam en Elburg. Het Pestengasthuis, op de hoek Nieuwstraat-Bitterstraat, kwam eind 15e eeuw tot stand. Het diende, zoals de naam al zegt, vooral als ziekenhuis. Dat bleef het zelfs tot ver in de 19e eeuw. Het werd toen vervangen door het Sophiaziekenhuis dat in die tijd verrees aan de Rhijnvis Feithlaan. In het begin van de 15e eeuw begonnen de burgers van verschillende Hanzesteden invloed te eisen op het stadsbestuur. In Zwolle probeerden zij om de leiders van de gilden, de "overste oldermannen" tot een nieuw college te vormen. Het stedelijke patriciaat, hoofdzakelijk bestaande uit grootgrondbezitters, gaf schijnbaar toe. Zij nodigden de overste oldermannen namelijk uit om aan de regering deel te nemen. Maar om daarin een plaats te krijgen moest men "geërved" zijn,"mit liggende erve", d.w.z. dat men onroerend goed moest bezitten in de stad. Dat probeerden de gildenleiders nu te krijgen, maar daarbij stuitten zij op de Moderne Devotie. Want in die tijd zochten de broeders des gemenen levens een financiële basis in grondbezit. Misschien leken de fraters zwak te staan tegenover de gilden, maar zij werden gesteund door de bisschop van Utrecht, niet alleen geestelijk leider van zijn bisdom, maar ook de wereldlijke landsheer over Zwolle. Toch werd in 1407 het stadsrecht zodanig gewijzigd dat kloosterlingen hun geërfde onroerende goederen aan niet geestelijken moesten verkopen of deze moesten nalaten aan hun wereldlijke erfgenamen als zij het vruchtgebruik daarvan wilden behouden. In 1413 eisten de gilden officieel een aandeel in de Zwolse stadsregering op en inderdaad werd het college van overste oldermannen toegevoegd aan de bestaande bestuurslichamen zoals de meente, de schepenen en de raden. De gevolgen bleven niet uit. Op 13 januari 1415 werd een aantal nieuwe, tegen de moderne devoten gerichte stadsrechtbepalingen afgekondigd. Ook werden de kloosters tot uitsterven gedwongen. Dirk van Herxen, de rector van het Zwolse fraterhuis, diende nu op 9 maart 1415 tegen deze maatregel een aanklacht in bij de bisschop van Utrecht. Deze legde als tegenmaatregel het interdict op Zwolle. Gemaakt 13-01-04; laatst bijgewerkt: 18-03-09 |