5397

St. Jansklooster en St. Janskerk in Haarlem

Haarlem  Kloosters in de Middeleeuwen

In 1310 werd in Haarlem het St. Jansklooster gesticht. In 1316 liet Jacob van Denemarken, bisschop van Zuda of Zuden, commandeur van het huis van St. Jan te Utrecht, in Haarlem een vorstelijke woning ('regalem aulam') bouwen, waaraan hij in 1317 een fraaie kerk toevoegde. 

Het is niet zeker of dit de nu nog bestaande Sint Janskerk is, dan wel een voorganger daarvan. Gedurende de 14de en 15de eeuw groeide het klooster uit tot één der voornaamste en rijkste kloosters in de stad. De commanderij had bezittingen verspreid over heel Holland en waren een belangrijke bron van inkomsten. Ook verkreeg de commandeur veel invloed op het gebied van kerkelijk leven. Kort na de stichting schonk graaf Willem III in 1318 aan de commandeur van St. Jan in Haarlem het patronaatsrecht van de kerk in Heemskerk. 

Dat wil zeggen het recht om de pastoors van deze kerk te benoemen. In 1529 werd deze kerk geheel aan de commanderij toegevoegd. In 1328 volgde het patronaatsrecht van de kerken te Hazerswoude en Zoeterwoude Deze kerken werden eveneens in het begin van de 16de eeuw met de commanderij samengevoegd. In 1447 schonk Philips van Bourgondië de kerk van Beverwijk aan de Haarlemse commanderij. De macht van het klooster nam in de 15de eeuw zodanig toe dat het de commandeur in 1469 onafhankelijk werd van de Balije in Utrecht en rechtstreeks onder de Meester van Duitsland kwam te staan.

rechts: St. Janskerk

Het grondgebied van het klooster was aanzienlijk. Het strekte zich globaal genomen uit tussen de Jansstraat in het oosten, de Ridderstraat (toen de noordelijke stadswal) in het noorden, terwijl het klooster aan de west- en zuidzijde grensde aan de erven van de huizen in de Kruisstraat en Ceciliasteeg. Op dat terrein waren de eigenlijke kloostergebouwen gevestigd: de kapel, de refter (eetzaal), het pand of kloosterhof en de dagverblijven voor de commandeur en de overige broeders. Deze vertrekken lagen aan de Jansstraat, waar zich ook de logiesgelegenheden bevonden. De graven van Holland logeerden bij een verblijf in Haarlem bij voorkeur in de commanderij. 

Voor het noodzakelijke levensonderhoud beschikten de kloosterbroeders over een eigen 'bouwerij' (boerderij), die weliswaar buiten het convent lag - waarschijnlijk in de Waarderpolder aan het Spaarne. Binnen de kloostermuren bevonden zich wel de kippen en konijnenhokken, alsmede een grote boomgaard, die zich bevond aan de westzijde van het terrein, tussen de Lange Wijngaardstraat (wingerd is boomgaard) en de Ridderstraat. Een kwitantie van 1585 - weliswaar na het beleg - spreekt nog van de aankoop van 99 perenbomen, 43 appelbomen, 50 kersen- en pruimenbomen, 30 iepen en enige bossen hazelaars. Om hun dagelijkse dorst te lessen beschikten de Jansheren over een eigen brouwerij.

Bij ziekte werden de broeders in een eigen `Imfirmerie` opgenomen, die gelegen was in de nabijheid van de westzijde van de kerk; waarschijnlijk de plaats, waar nu aan de Korte Wijngaardstraat de nieuwbouwvleugel van de Diaconie is gevestigd. In de buurt van deze infirmerie werden aan het eind van de 14de eeuw vier kleine huisjes of kamers, die tegen de hoge muur van het convent gebouwd waren en eigendom waren van het klooster met particuliere fondsen ingericht tot onderkomen van `nooddruftige, doch eerzame en godvruchtige' armen. Deze stichting werd later bekend onder de naam St.Jansgasthuis en was gelegen op de hoek van de tegenwoordige Lange Wijngaardstraat en Pieterstraat. Of deze huisjes binnen of buiten de muren van de commanderij lagen is niet duidelijk. Als onderkomen voor bejaarde vrouwtjes is dit tehuis, dat sedert 1626 St. Jans- en Koenengasthuis heet, in 1777 opgeheven en in 1778 voor afbraak verkocht. 

Gemaakt 13-01-04

colofon