3532

Romulus en Remus

Alba Longa (800 - 573 v. Chr.)

De 16e nakomeling van Aeneas was Rhea Silvia (sommigen noemen haar Rhea, anderen Silva). Zij was door haar oom Amulius die in 778 v. Chr. haar vader Numitor van de troon had gestoten en gevangen had gezet, gedwongen zich in te laten wijden als priesteres van Vesta, opdat zij altijd maagd zou blijven. ( een orakel of zieneres had Amulius voorspeld dat hij gedood zou worden door een kleinzoon van Numitor.)

Elke stad had wel een tempel van de godin Vesta, de godin van het haardvuur. Haar college van priesteressen moest ervoor zorgen dat er altijd vuur en water was.Twee onontbeerlijke zaken. De priesteressen (Vestaalse maagden) moesten echter wel maagd zijn en blijven. Wie dit gebod overtrad werd levend begraven. 

Rhea verkracht door de God Mars
Ondanks de strenge regels van de Vestaalse maagden werd Rhea Silvia korte tijd later toch zwanger. Op zekere dag was Rhea Silvia weer eens met haar waterkruik naar de over van de Tiber gegaan om water te halen voor de tempel. Het was mooi weer, dus ging ze lekker even aan de oever zitten. Ze dacht na over haar leven, dat ze het eigenlijk toch maar slecht getroffen had: haar vader huisarrest, haar broers gedood, zijzelf eeuwig maagd! Opeens werd haar gepeins onderbroken. Daar verscheen plotseling de god Mars voor haar. “Wees maar gerust", zei de god, "de goden hebben besloten dat je kinderen zult krijgen die jou zullen wreken.” Opgetogen, maar zonder iets te laten merken, ging Rhea Silvia terug naar de tempel. Negen maanden later schonk zij het leven aan een tweeling. Ze noemde hen Romulus en Remus

Ze had haar zwangerschap voor haar oom Amulius goed verborgen weten te houden, maar nu er een tweeling geboren was kon het haast niet meer geheim blijven. Door voorspraak van Amulius werd Rhea Silvia niet ter dood veroordeeld, maar in eenzame afzondering opgesloten. Toen Rhea Silvia niet één, maar twee kerngezonde jongens ter wereld bracht, maakte Amulius  toch wel verontrust en daarom liet hij de tweeling bij hun moeder weghalen en gaf hij een dienaar het bevel de kinderen in het bos te vondeling te leggen. De dienaar, die het niet over zijn hart kon verkrijgen ze daar achter te laten als prooi voor de wilde dieren, vlocht van riet en twijgen een mandje en legde de tweeling daarin. Voorzichtig legde hij het mandje met de kinderen in de Tiber en vertrouwde de kinderen zo toe aan de god van de rivier.

De rivier was toevallig juist buiten zijn getreden, maar het water was alweer aan het zakken.  Daardoor bleef een eindje verder stroomafwaarts het mandje in de modder en het riet steken. Daar was toevallig een wolvin die pas haar eigen jong was verloren. Toen de wolvin het gehuil van de baby’s hoorde, ging ze er dan ook snel naar toe, pakte ze voorzichtig in hun nekvel, bracht ze naar haar hol en zoogde ze.

Links: Romulus en Remus afgebeeld op de Trevifontein in Rome (Foto: Bert Woudstra, 2010)

Op een dag werd de tweeling ontdekt door een herder, Faustulus, die zijn schapen aan het hoeden was. Hij nam de kinderen mee naar zijn hut, waar ze voorspoedig opgroeiden als herdersjongens. Maar hun koninklijke afkomst verloochende zich niet al gauw werden zij als natuurlijke aanvoerders gezien. Met hun makkers gingen ze de roversbenden die omgeving onveilig maakten te lijf en leidden zij een opstand tegen koning Amulius. Amulius vond daarbij gedood. Daarna bevrijdden de broers hun moeder en zetten zij hun grootvader Numitor weer op de troon. 

Op de plaats waar zij met hun mandje gestrand waren, besloten ze een stad te stichten. Maar al gauw  ontstond er tussen de broers een felle ruzie: Romulus wilde de stad op de Palatinus vestigen, Remus voelde meer voor de Aventinus. De broers beslotend daarop de goden te laten beslissen wie over deze stad zou regeren en een naam mocht geven. Zij besloten om daarvoor niet een orakel te raadplegen, maar af te gaan op de vlucht van vogels. Elk kozen ze een heuvel uit en gingen op de top daarvan staan. Daar bakenden ze in gedachten een stuk van de hemel af en wachtten af . Na een tijdje zag Remus door zijn gebied 6 gieren vliegen. Een teken van de goden!! Dolblij rende hij de heuvel af en die van Romulus op om hem het nieuws te vertellen dat hij, Remus, de stichter van de stad zou worden. 

Maar op het moment dat hij Romulus het nieuws wilde vertellen, zag Romulus 12 gieren door zijn gebied vliegen. De goden hadden dus Romulus uitverkoren als stichter en naamgever van de stad. Wat een teleurstelling voor Remus.

Palatijn

Om de bouw van de stad te bespoedigen beloofde Romulus alle daklozen, struikrovers etc. uit de omgeving asiel en vrijstelling van gerechtsvervolging als ze meehielpen met de de bouw van de stad. Velen gaven aan die oproer gehoor.

Links: De opgang naar de Palatijn vanaf het Forum Romanum

Intussen zat het Remus nog steeds niet lekker, dat de goden hem niet hadden uitgekozen. De bouw van de stadsmuur was nog maar net begonnen. Remus kon de uitdaging niet weerstaan: hij nam een aanloopje, sprong over de muur in aanbouw en zei: “Moet zo’n muur nu Rome’s vijanden tegenhouden?” Romulus werd toen zo kwaad dat hij zijn zwaard trok en zijn broer doodstak, met de woorden “Zo zal het iedereen vergaan, die in de toekomst over de muren van Rome komt”. Hiermee werd Romulus de eerste koning van Rome. Stichtingsdatum: 21 april 753 v.C.

Gemaakt: 12-01-04

colofon