2811 |
Griekse tempels en heiligdommen |
![]() |
![]() |
De tempel van Hephaistos, de broer van Athene, is een van de mooist bewaard gebleven tempels in Griekenland die zelfs nog voorzien is van een dak. De tempel stamt uit 449 voor Christus. Hephaistos is de god van het vuur, metaalbewerking en de kunst en stond derhalve in de vroegere wijk van de smeden. De tempel is ook wel bekend als Theseion omdat men in het verleden dacht dat de Atheense held Theuseus begraven lag in de tempel. Theseus is de zoon van Aegeus waarover het verhaal gaat dat hij de Minotaurus had gedood. Op de tempel staan dan ook ondermeer de avonturen van Theseus uitgehouwen in marmer. |
De Griekse tempel is gegroeid uit het megaron, een langgerekt gebouw, met de deur aan een van de korte zijden, en daarvoor een voorportaal met twee zuilen. Het is typisch voor de Minoïsche en Myceense bouwkunst, maar is ook aangetroffen in Anatolië. De bouwkunst is afgestemd op de godsdienst. In tempels belijden de Grieken hun geloof in de goden. Aanvankelijk werd er hout en ongebakken steen gebruikt, later ging men over op natuursteen. |
![]() |
Daardoor wordt het bouwwerk harmonisch en evenwichtig. Vaste maatverhoudingen beheersen de opbouw van de Griekse tempel. De straal is de eenheidsmaat van het gehele bouwwerk. Geleidelijk brengen ze optische verbeteringen aan. De omhoog rijzende zuilen, die bij loodrechte stand waaiervormig schijnen te divergeren, laten ze licht naar binnen overhellen. De hoekzuilen. die meer licht opvangen en daardoor dunner lijken, maken ze zwaarder en plaatsen ze dichter bij de naburige zuilen. De lange dwarsbalken laten ze licht opbuigen om het juiste horizontale gezichtsveld te verkrijgen. De Griekse tempels liggen altijd op de oost – westas. Dit is een verwijzing naar de zon |
![]() |
In een stad waren meestal verschillende tempels, gewijds aan verschillende goden en godinnen, zoals de godin Athene. De tempel van Asklepios, de god van de geneeskunde, deed dienst als een soort hospitaal. In de velden net buiten de stad stond vaak de tempel van Demeter, de godin van het koren en de beminde moeder van de aarde. In de tempels belijden de Grieken hun geloof in de goden. Aanvankelijk werd er hout en ongebakken steen gebruikt, later ging men over op natuursteen. Van de 8e eeuw af worden tempels volgens een vast plan, het megaron, opgetrokken. De Griekse tempel is eigenlijk klein. |
De tempel dient alleen als woonplaats voor de godheid, waartoe alleen de bedienaars van de eredienst toegang hebben. Het is een ommuurde ruimte ,cella of naos genoemd, met op de achtergrond een groot beeld van de godheid. Deze plaats werd door de priesters gebruikt voor de verering van de god. Er achter lag soms het adyton opisthodomos, een soort heilige der heilige ruimte. Hier maakte god zijn wil bekend. Een pronaos gaf toegang tot de tempel. Voor of helemaal rond het gebouw worden zuilen geplaatst. Het gaat bij de Griekse tempel niet om indrukwekkende afmetingen, maar wel om de juiste verhoudingen. Daardoor wordt het bouwwerk harmonisch en evenwichtig. Vaste maatverhoudingen beheersen de opbouw van de Griekse tempel. De straal is de eenheidsmaat van het gehele bouwwerk. |
Geleidelijk brengen ze optische verbeteringen aan. De omhoog rijzende zuilen, die bij loodrechte stand waaiervormig schijnen te divergeren, laten ze licht naar binnen overhellen. De hoekzuilen. die meer licht opvangen en daardoor dunner lijken, maken ze zwaarder en plaatsen ze dichter bij de naburige zuilen. De lange dwarsbalken laten ze licht opbuigen om het juiste horizontale gezichtsveld te verkrijgen. De Griekse tempels liggen altijd op de oost – westas. Dit is een verwijzing naar de zon. rechts: hijskraan, gebruikt bij de bouw van en tempel. laatst bijgewerkt: 21-03-03 |
![]() |