2825 |
Rome (326 - 304 v. Chr.) |
![]() |
Tweede Samnitische oorlog (326 – 304) Sedert Capua en Cumae Romeins bezit werden, ambieerde Rome de verovering van de laatste Griekse stad in Campania, Neapolis. De Samnieten boden onmiddellijk hulp aan de belaagde stad en stuurden een sterk garnizoen om de Romeinen te weerstaan. In 326 v. Chr. sloegen de Romeinen het beleg op voor Neapolis: de Tweede Samnitische Oorlog was begonnen. In 321 v. Chr. ontving het Romeins leger in Campania het valse bericht dat de stad Luceria (in Apulië) door de Samnieten belegerd werd. De Romeinen rukten haastig op, dwars door vijandig gebied. In een nauw dal nabij Caudium zag het leger zich plots volledig omsingeld door Samnieten, die daar een hinderlaag opgezet hadden. De Romeinse generaals boden onmiddellijk de capitulatie aan, en de totale strijdmacht waarover Rome op dat moment beschikte werd gevangen genomen. In ruil voor de vrijlating van hun leger moesten de generaals vree sluiten in naam van Rome en ervoor zorgen dat alle veroverde gebied aan Samnium teruggegeven werd. De generaals stemden toe en mochten vertrekken met het leger. 600 patriciërs bleven achter als gijzelaars. De Romeinse Senaat weigerde echter het verdrag te bekrachtigen. De Samnieten hadden door te vertrouwen op het woord van de generaals en het ganse leger vrij te laten een reuzekans op de overwinning niet benut. Ze maakten wel gebruik van de desorganisatie van het Romeins leger om Luceria en Fregellae (een vesting vlakbij de Samnitische grens) in te nemen. In Samnium zelf was de oorlog echter nog lang niet afgelopen, en jaar na jaar werden Samnitische plaatsen belegerd en bestormd. In 310 v. Chr. sloegen de Samnieten, aangemoedigd door de opstand in Etrurië, terug en behaalden een overwinning tegen het leger van consul Gaius Marcius Rutilus. Papirius Cursor kreeg nogmaals het bevel over het Romeins leger toebedeeld (gedurende de Tweede Samnitiche Oorlog was hij 5 maal consul) en versloeg de Samnieten in 309 v. Chr.. Hierbij werden de Samnitische 'elitetroepen' met witte tuniek en zilveren schild, in de pan gehakt. Toen een jaar later ook de Etrusken verslagen werden, leek het pleit beslecht. Appius Claudius laat de Via Appia aanleggen (312 v. Chr.) In 312 v. Chr. werd Appius Claudius gekozen tot censor. Aangezien hij op hogere leeftijd het gezichtsvermogen verloor, werd hij later bekend onder de naam Appius Claudius Caecus ('de Blinde'). Hij was verantwoordelijk voor een aantal politieke vernieuwingen (o.a. het toekennen van het Romeins burgerschap aan mensen die geen land bezaten, maar hun inkomen uit handel en ambacht haalden. Deze wet hield een erkenning in van de groeiende middenklasse in Rome), verdiepte zich in de spraakkunst en was de eerste Romein die zijn toespraken opschreef. Hierdoor wordt hij als de vader van het Romeinse proza beschouwd. Reeds vanaf het begin van de 5e eeuw v. Chr. hadden Griekse kunstenaars in Rome gewerkt, maar nu groeide hun aantal aanzienlijk. Dit bewijst dat de Romeinen op het einde van de vierde eeuw cultureel gezien perfect in staat waren Griekse kunstwerken naar waarde te schatten. Ateliers waar aardewerk geproduceerd werd, begonnen te werken in Rome en hun producten werden over zowat het hele westelijke bekken van de Middellandse Zee uitgevoerd. Bronzen beelden kregen hun plaats in het stadsbeeld, ze waren het werk van kunstenaars uit Magna Graecia, het Grieks sprekende zuiden van Italië. Eén van de bekende beelden is de Brutus, dat zich nu bevindt in het Musei Capitolini. In 296 werd het vierspan van terracotta, werk van de Etrusk Vulca, dat tot dan toe de nok van de tempel van Jupiter had gesierd, vervangend door een bronzen vierspan. Gemaakt; 02-04-03; laatst bijgewerkt: 02-04-03 |