1023

Prekeramisch Neolithicum A (9500 - 8300 v. Chr.)

Natufische cultuur (12.000 - 9000 v. Chr.); Göbekli Tepe

Het Prekeramisch Neolithicum A of PPNA (deze afkorting komt van Pre-Pottery Neolithic A) werd gedefinieerd door Kathleen Kenyon op grond van de vondsten in Jericho in (Palestina). Pre-Pottery betekent dat er nog geen potten gebakken werden. Het PPNA wordt in de Levant ook wel het vroeg-neolithicum genoemd. Het volgde de Natufien-cultuur van de Midden Steentijd op. Het PPNA is grofweg gesitueerd tussen 9500 en 8300 v. Chr. in de Levant en in het noordelijke deel van Mesopotamië in de Vruchtbare Sikkel. Waarschijnlijk is deze cultuur ontstaan in zuid-oost Anatolië.

Er is bewijs voor het gebruik van tarwe, gerst en peulvruchten omdat er zaden zijn gevonden. Deze zaden kunnen zijn verzameld en geplant. Ze kunnen echter ook de nederzettingen zijn binnengebracht omdat men uitwerpselen van dieren als brandstof gebruikte. De zaden zouden in deze uitwerpselen hebben kunnen zitten. Sikkel-bladen en maalstenen wijzen zeker op het gebruik van graan.

In het Prekeramisch Neolithicum A hadden de mensen vaste woonplaatsen. Men begon aan akkerbouw te doen en gebruikte daartoe steeds meer gecultiveerde in plaats van wilde gewassen. Maar men deed tijdens het PPNA nog nauwelijks aan veeteelt. Dat kwam pas in het erop volgende Prekeramisch Neolithicum B. Men bleef nog op wilde dieren jagen, voornamelijk op gazellen. Men begon voorraden aan te leggen voor slechte tijden.

De nederzettingen bestonden uit ronde of achthoekig, half onder de grond liggende huizen met stenen funderingen en terrazzo-vloeren (een vloerafwerking waarbij marmerkorrels of korrels van ander materiaal die in klei zijn gedrukt en na droging gepolijst.). De bovenbouw was gemaakt van ongebakken (in de zon gedroogde) tegels van leem. De haardsteden waren klein en bedekt met keien. Voor het koken werden hete stenen gebruikt, zodat de huizen vol lagen met (door de hitte) gebarsten keien. De nederzettingen zijn veel groter dan die van het voorafgaande Natufien en hebben sporen van gemeenschappelijke structuren, zoals de beroemde toren van Jericho, die samen met een stenen muur rond Jericho op de Westelijke Jordaanoever, is gebouwd rond 8000 v. Chr.

De steenindustrie was gebaseerd op lemmetten die van stenen werden afgeslagen. Sikkels en pijlpunten waren al bekend in het late Natufien, bijlen en dissels waren nieuw. 

De kunst van deze tijd beperkt zich voornamelijk tot idolen, kleine beeldjes van steen die hoofdzakelijk vrouwen, zelden mannen of dieren voorstellen.

In 2008 werd op de heuvel Göbekli Tepe in Zuidoost Turkije een tempelcomplex blootgelegd, waarvan de oudste laag mogelijk teruggaat tot deze cultuur.

Er was nog steeds nauwelijks sprake van enige specialisatie of hiërarchie in deze samenleving. Iedereen deed net als de Natufiërs alles zelf en in principe had iedereen even veel te vertellen. 

Prekeramisch Neolithicum B (9100 - 6200)

laatst bijgewerkt: 19-10-09

colofon