1314

Kopertijd (ca. 2600 - ca. 2000 v. Chr.)

Europa in de tijd van de Oude Rijken; Metaalbewerking - kopersmelten
De kopertijd, ook kopersteentijd of chalcolithicum genoemd, is een periode die ook wel als het laatste deel van de Nieuwe steentijd wordt beschouwd, waarin de mens leerde het metaal koper te bewerken en er gereedschappen van te maken. De Kopertijd omvat ongeveeer de periode 2600-2000 v. Chr.

Eén ding kan met betrekking tot het Klokbekervolk met zekerheid worden vastgesteld: zij moeten iets met de introductie van metaalbewerking in Europa te maken hebben gehad en kunnen daarom worden beschouwd als voorboden van een ingrijpende verandering in de geschiedenis der mensheid.

De ca. 5300 jaar oude ijsmummie Ötzi had tot verrassing van de archeologen een koperen bijl bij zich, wat de kopertijd in die regio een stuk naar voren verplaatste. In het koper van deze bijl is een aanzienlijk gehalte arsenicum aangetroffen. Waarschijnlijk is dit element gebruikt om het metaal koper een grotere hardheid te verschaffen voordat men ontdekte dat de toevoeging van tin zich hier beter toe leende.

De intrede van de Kopertijd , heeft in West-Europa grote sociale veranderingen met zich meegebracht, zoals dat later ook met de Bronstijd het geval zou zijn. Geleidelijk begonnen de verschillende maatschappelijke klassen zich duidelijker af te tekenen: de rijken scheidden zich duidelijker af van de massa. Al in de megalitische bouwwerken kunnen daar bewijzen van worden gevonden. Het waren heel sterke maatschappelijk veranderingen die in Europa door het aanwenden van metalen plaatsvonden. Ze waren evenwel hoofdzakelijk op een smalle bovenlaag van de samenleving van invloed. Voor het merendeel der Europeanen verschilde het leven waarschijnlijk niet zo sterk van het Jong Stenen Tijdperk.

Koper en brons bleven lange tijd zeldzaam en te kostbaar om te worden aangewend voor het maken dagelijkse gebruiksvoorwerpen. De stenen bijlen, die in grote hoeveelheden in megalitische graven zijn aangetroffen, waren nauwkeurige reproducties van koperen, tot de gietnaad toe, die ontstond wanneer het koper in twee gesloten halve mallen gegoten werd. 

Omstreeks 2300 v. Chr. - meer dan duizend jaar nadat in de Balkanlanden al op grote schaal koperen gereedschappen werden gegoten - verschenen in onze streken de eerste koperen voorwerpen, die in enkele grafheuvels zijn gevonden. In slechts één op de twintig klokbekergraven is een koperen voorwerp gevonden. 
Erg indrukwekkend zijn die voorwerpen niet. Het gaat om een tiental kleine dolkjes, wat sieraden en priemen. We weten dat de Klokbekermensen hun koper zelf bewerkten: in twee graven zijn hamer- en aambeeldstenen van een kopersmid gevonden. Toch kunnen we in ons land nauwelijks van een kopertijd spreken, zoals die voor andere landen wel wordt onderscheiden; daarvoor blijft de rol van koper te klein. Koper moet in die tijd een zeer kostbaar bezit zijn geweest. Het komt in onze streken niet als delfstof voor; de dichtstbijzijnde vindplaatsen lagen in Ierland, Engeland en Duitsland. Het vermoeden bestaat daarom dat de Klokbekermensen toen al een wijdvertakt net van handelscontacten over heel Europa hadden.  

Bronnen: [De eerste bouwers, p. 72] 

laatst bijgewerkt: 11-01-07