734

De steden van de Indusbeschaving: Mohenjo-Daro en Harappa

De Indussteden ontwikkelden zich tot stadsstaten. Er waren geen alleenheersers, maar rivaliserende groepen: kooplieden, landeigenaren en wellicht ook gespecialiseerde ambachtslieden. In hun strijd om de macht brachten ze steedse grotere stukken van het achterland onder controle: twee parallelle hoofdrivieren die jaarlijks overstroomden en vruchtbaarheid brachten en volop mineralen in de aangrenzende bergen.

Voorbij de bergplateaus van Perzië ligt het dal van de vijf rivieren, breder dan het dal van de Nijl en langer dan dat van de Eufraat en Tigris. Door een 1500 kilometer lange laagvlakte voeren daar de rivieren het smeltwater van de op de Karakorum en Hindoe-Koesj gevallen sneeuw af naar de Indische Oceaan. Nu is deze streek een woestijnachtig gebied, maar ± 2500 voor onze haartelling was het bedekt met moerassen en oerwouden. Over dit hele gebied verspreid lagen dorpen en versterkte nederzettingen. Bij elk dorp lag een stuk bevloeid akkerland. De boeren die de akkers daar bewerkten, woonden in hutten verspreid over het land. 
Er waren twee grote steden. Mohenjo-Daro (Mohendjodaro) was de hoofdstad van de Neder-Indus, dat in die tijd waarschijnlijk Meluhha werd genoemd. 

De Soemeriërs kenden een land dat zo heette en waarmee zij handel dreven. Meluhha was een land met vele koningen, dat verder lag dan de Perzische Golf. De Soemeriërs kochten in dit land goud, ivoor en halfedelstenen. Mohenjo-Daro lag ongeveer 300 km. van de zee. 800 kilometer verder naar het noorden lag de stad Harappa, de hoofdstad van het gebied van de Boven-Indus. Beide steden waren tamelijk groot. Tijdens hun bloeiperiode rond het jaar 2000 voor onze jaartelling zouden zij ieder zo'n 40.000 inwoners hebben gehad. Een wandeling van het ene eind van de stad naar het andere eind duurde ongeveer een half uur. In tegenstelling tot steden als Memphis in het dal van de Nijl en Ur in het Land van de Twee Rivieren, die een wirwar van kronkelige straatjes waren, hadden de steden in het dal van de Indus brede, rechte straten met afvoergoten in het midden. 

Aan deze straten stonden eindeloze rijen witgekalkte huizen met blinde gevels. In deze steden woonden mensen uit alle windstreken. Er woonden Mongolen, die kwamen uit het noorden, donkergekleurde mensen uit het zuiden, mensen uit het gebied van de Zwarte zee en Middellandse zee. Hoog boven de stad verhief zich de citadel, een lage ommuurde heuvel, die je kon bereiken via een steile trap. Bovenop de citadel stonden niet alleen de regeringsgebouwen, maar ook de tempels, het grote badhuis, de voorraadschuren en winkels. Graan was toen behalve voedsel ook betaalmiddel. De boeren kwamen naar de stad om hun pacht in de vorm van graan af te dragen aan de tempel. Arbeiders maalden het graan vervolgens tot meel. 
Gezien de omvang van deze steden moeten het wel bestuurlijke en administratieve centra zijn geweest van omvangrijke gebieden. De steden vertoonden ook een systematisch grondplan, waarin de publieke bouwwerken duidelijk gescheiden werden van de woonwijken. Luchtfoto's van Mohenjo-Daro laten de volmaakte geometrie fraai zien. Brede boulevards vormden de scheidingen tussen de verschillende woonwijken die ieder weer doorsneden werden door een aantal haaks op elkaar staande straten. Het middelpunt van elke wijk werd gevormd door een plein met een duidelijke publieke functie, omdat er zich één of meer waterputten op elke plein bevonden. 

De aan brede evenwijdig lopende straten gesitueerde woonhuizen, openbare gebouwen en badhuizen waren opgetrokken uit baksteen en hadden etages en daken in terrasvorm. De hoofdingangen van de woonhuizen bevonden zich - en dat is heel doordacht - aan zijstraten, omdat het "verkeer" (lees: ossenwagens) dat langs de hoofdstraat voortbewoog, te veel stof deed opwaaien. De huizen en gebouwen waren gegroepeerd rond centrale binnenpleinen met koele zuilengalerijen (de temperaturen konden ter plaatse oplopen tot 50 graden Celsius). Elk huis was voorzien van een douchecel en was aangesloten op de centrale riolering.

In Mohenjo-Daro heeft men op een hoger gelegen niveau nog een gebouwencomplex opgegraven dat vermoedelijk gediend heeft als residentie. Zowel Mohenjo-Daro als Harappa werd omringd door een groot aantal kleinere nederzettingen. Deze leverden grondstoffen en voedsel voor de de hoofdstad en fungeerden als afzetgebied voor de producten van de hoofdstad. 

Laatst bijgewerkt: 07-02-03