736

Het Grote Bad - Goden

Een van de belangrijkste bouwwerken in Mohenjo-Daro is het Grote Bad, gelegen op de citadel, naast de graanschuur. Het meet ongeveer 27 bij 13 meter en heeft trappen die tot in het water leiden. De vloer is waterdicht gemaakt door een laag bitumen (asfalt) onder de bakstenen. Om het Bad bevinden zich veranda's met daarachter kamers en - op korte afstand - twee groepen van vier badkamers, elk met een trap die naar een op een monnikencel lijkende bovenkamer leidt.

Het Grote Bad, de cellen en het groot aantal privé-badkamers in de steden wijzen op een uitzonderlijke zindelijkheid of op een religieus ritueel zoals we dat vandaag in India kennen. Het is mogelijk dat het Indusvolk geregeerd werd door priesters die in speciaal ontworpen gebouwen op de citadel woonden, waar zij zich regelmatig wasten of zuiverden ter ere van de goden.

Goden

Wie waren deze goden? De vele beeldjes van een bijna naakte vrouw doen denken aan de verering van een Moedergodheid, die het land vruchtbaar maakte en de wereld voorzag van voedsel, jonge dieren en kinderen. Op de zegels zijn zo vaak dieren afgebeeld dat ook aan hen misschien met bijzondere krachten werden toegedacht, zoals ook de Egyptenaren deden ( Egyptische goden). In tegenstelling tot de Egyptenaren en de Soemeriërs bouwde het Indusvolk geen grote tempels voor hun goden. Ook bekommerden zij zich niet om het leven na de dood en om heel de doorwrochte ceremonie waarbij de doden werden begraven met hun bezittingen opdat zij die in het hiernamaals zouden kunnen gebruiken.

Laatst bijgewerkt: 04-01-03