737 |
Ondergang van de Indusbeschaving (ca 1500 v. Chr.) |
Omstreeks 1500 jaar voor onze jaartelling raakte de Indusbeschaving in verval. Dit is onder andere te zien aan de kwaliteit van de zegels. Ze zijn dan lang niet meer van steen, maar van klei en de levensechte afbeeldingen zijn vervangen door ruwe geometrische figuren. Ook in het aardewerk is deze teruggang te bespeuren: eens uitstekend geglazuurd en met levendige kleuren, wordt het kaal en lomp. Het ergste van alle: de voortreffelijke stedelijke voorzieningen geraken in verval; de laatste gebouwen zijn dan niet meer dan verwarde verzamelingen van prullerige krotten, een soort revolutiebouw. Tenslotte is de stad geheel verlaten. | ![]() |
De geschiedenis van Harappa verloopt anders, maar even verbijsterend. De archeologen hebben daar geen tekenen van een langzame achteruitgang gevonden: het leven in de stad schijnt eenvoudig op te houden, midden in haar bloeitijd en op het hoogtepunt van haar materiële welvaart. Een dergelijk einde is natuurlijk niet minder defititief dan dat van Mohenjo Daro; in de gehele Indusvallei verdween de beschaving volkomen. Wellicht heeft duizend jaar landbouw, veeteelt en ontbossing het land zo verarmd, dat het niet meer genoeg opbracht voor zo'n grote en machtige beschaving. er zijn echter ook aanwijzingen van grote overstromingen in Mohenjo Daro. Misschien zijn de bewoners keer op keer uit de hoofdstad verdreven en zijn ze naar elders gevlucht, waardoor ook de kleinere provincieplaatsen door gebrek aan leiderschap in verval raakten. Het is ook mogelijk dat langzame, maar onstuitbare geologische veranderingen, zoals het oprijzen van de gehele kust, voor sommige steden een directe bedreiging werden. Zo is het bekend dat bepaalde Indische zeehavens die eens aan de Arabische Zee lagen, nu 50 kilometer landinwaarts liggen. Voor de verdwijning van de Induscultuur in het noorden zijn dit geen afdoende verklaringen. Daarvoor kwam er een te plotseling ruw einde aan. Volgens sommige historici werd dit einde bewerkstelligd door lange nomaden met een blanke huid uit Centraal-Azië, die omstreeks 2000 v. Chr. de noordwestelijke vlakten van het Indiase subcontinent binnenstormden. Ze teisterden het land en aamkten een einde aan een veel hogere beschaving dan die van henzelf. Zij legden echter ook de basis van de gehele latere geschiedenis van India. De barbaarse binnendringers noemden zich Ariërs (Arya = edele mensen).
Het is inderdaad zo dat er in Mohenjo-Daro wel degelijk een bloedbad is geweest, maar of dit elders ook zo was? Misschien bracht het Indusvolk zichzelf ten val door de bodem uit te putten en hun bomen om te hakken om brandstof te bekomen voor het bakken van al die miljoenen stenen. Misschien waren er rampzalige overstromingen of was er een klimaatsverandering waardoor het vruchtbare gebied, waar vroeger veel meer regen viel dan nu, veranderde in een troosteloze droge vlakte. Rond het jaar 1000 voor onze jaartelling behoorde de Induscultuur in ieder geval definitief tot het verleden. De steden Harappa en Mohenjo-Daro vervielen tot ruïnes en het zou meer dan 30 eeuwen duren voordat zij werden blootgelegd. Er is nog een andere verklaring voor het plotselinge verdwijnen van de Indusbeschaving: In Voorindische legenden wordt gesproken van een ooit onmetelijke rijke stad aan de Indus, tijdens een 'vuurstorm ten onder is gegaan. Een 'vuurstorm' die was ontketend door de 'afschrikwekkende wapens' van haar vijanden. Mohenjo Daro betekent 'Heuvel der Doden'. De vuurstorm kan slechts vergeleken worden met de atoombomexplosie van Hirosjima. Volgens het nationale Indiase epos Mahabharata was er bij de Slag van Kurukshetra, 4000 jaar geleden, waarmee het Gouden Tijdperk eindigde, een goddelijk wapen gelijk een atoombom gebruikt, waarbij lichamen zo verbrand werden dat ze onherkenbaar waren geworden en haren en nagels uitvielen. De skeletten die in Mohenjodaro waren gevonden waren sterk radioactief besmet. Lit.: Bekraste scherven : Voorloper Indusschrift in Harappa blootgelegd / Dirk van Delft. - In: NRC Handelsblad - bijl. Wetenschap & Onderwijs. - zaterdag 10 juli 1999; p. 3 Laatst bijgewerkt: 10-01-07 |