6910 Renaissance Schilderkunst

Klik hier voor het frame van de pagina

In het werk van veel schilders vanaf ca. 1500 zien we dat de wat strakke opzet en tekenachtige manier van schilderen plaats maakte voor een meer picturale werkwijze. De contouren werden zachter, de kleurvakken staken minder scherp tegen elkaar af. Verder werden de ruimte en anatomie nog realistischer weergegeven dan voorheen. In de weergave van de menselijke figuur werd een hoge mate van perfectie bereikt en men zag niet op tegen het schilderen van ingewikkelde houdingen. Wellicht het meest karakteristiek was de compositie, die in deze tijd zeer evenwichtig werd, vaak gebaseerd was op een plaatsing van figuren binnen een driehoek of cirkel en een voorkeur liet zien voor symmetrische vlakverdeling. Het effect van die compositie werd bij sommige schilders nog versterkt doordat zij het koloriet beperkten tot kleuren die op elkaar waren afgestemd en niet te veel contrasteerden. Wanneer de kleuren enigszins wazig in elkaar lijken over te lopen spreken we van ´sfumato´. Toonaangevend voor de hoge renaissance waren Leonardo da Vinci (1452-1519), Raphael (1483-1520), Michelangelo (1475-1564) en Titiaan (1475-1576).

De Italiaanse schilder, architect en schrijver over kunst Giorgio Vasari (1511 ­1574) maakte een groot aantal fresco's, portretten en altaarstukken. Zijn bekendste bouwwerk is het Palazzo degli Uffizi in Florence. Vasari publiceerde twee standaardwerken over kunstenaars en kunsttheorieën uit zijn tijd die worden beschouwd als de belangrijkste kunsthistorische bronnenpublicaties van de Italiaanse Renaissance. Dit portret van Lorenzo de Medici dateert uit 1553 (Galleria degli Uffiai, Florence).

De schilders uit de Renaissance waren de eerste kunstenaars die geometrisch gestructureerd perspectief in hun werk gingen gebruiken om het effect van ruimte weer te geven. Giotto (1266-1337) was een Florentijnse schilder die de Italiaanse kunst terugvoerde naar de natuur. Vanaf het begin van de 14e eeuw toonden Italiaanse kunstenaars steeds meer belangstelling voor het realistisch weergeven van de zichtbare wereld.

De Florentijnse schilder Massaccio (1401-1428) slaagde erin diepte in zijn werk tot stand te brengen door toepassing van het Centraal perspectief, een ontdekking van Filippo Brunellesch. Alle naar achter lopende lijnen komen samen in een verdwijnpunt dat ergens op de middenlijn van het schilderij ligt. De wetten van het perspectief werden reeds na korte tijd door andere toegepast en de bijna wetenschappelijke wijze waarop men te werk ging bij de weergave van de ruimte, treffen we ook aan bij de uitbeelding van de anatomie van mensen en dieren. In de tweede helft van de 15e eeuw werd het werk van de Florentijnse kunstenaars overgenomen door kunstenaars uit andere delen van Italië en er ontstond een toenemende belangstelling voor de klassieke oudheid. onderwerp Mantegna (1431-1506) verwerkte op grote schaal van de Oudheid ontleende motieven. 

Alessandro Botticelli (1440-1510) hield door zijn heldere schilderstijl, gekarakteriseerd door zijn scherpe contouren en sierlijke vormen, zijn figuren uiterst beweeglijk en gracieus.