11.423 |
Zuid-Afrika (1860 - 1902) |
![]() ![]() |
Tot het midden van de 19e eeuw was Zuid-Afrika een dunbevolkt land met beperkte economische hulpbronnen en een geringe export van producten als wol, ivoor en huiden. Vóór 1848 waren er nauwelijks wegen, vóór 1860 was er geen bank van enige betekenis gevestigd en tot 1880 waren er vrijwel geen spoorwegen. Afgezien van de havens bestonden er geen belangrijke steden. In het binnenland lagen slechts nederzettingen waar ofwel het lokale bestuur zetelde of die de ontmoetingsplaatsen waren voor het driemaandelijks nagmaal van de Nederduits Gereformeerde Kerk. Rechts: Open diamantmijn in Kimberley bron: Honours 1998 Field Trip |
![]() |
Die situatie veranderd drastisch toen 1867 ten noorden van de Oranjerivier de eerste diamant werd gevonden. Speculanten uit de Kaap en Natal, een handjevol Afrikaner boeren en leden van de plaatselijke Griqua- en Tlhaping-stammen probeerden in korte tijd een fortuin bij elkaar te zoeken in de beddingen van de rivier, die al snel veranderden in het enorme diamantgraverskamp Kimberley. De regio werd een twistpunt tussen de autoriteiten van de Oranje Vrijstaat en Transvaal en de Brritten. Na een hoogoplopend conflict riep een bemiddelingsrechtbank de diamantvelden uit tot de Britse kroonkolonie Griqualand West. Zwarte mijnwerkers werden gecontracteerd in samenwerking met de stamhoofden die eisten dat hun onderdanen werden betaald in geweren en andere goederen. De mijnwerkers werden gehuisvest in streng gecontrolleerde compounds; allen werden dagelijks gefouilleerd om het smokkelen van diamanten te voorkomen. Blanke mijnwerkers waren van dergelijke controles vrijgesteld. De autoriteiten trachtten van de goudwinning te profiteren, maar dreven de productiekosten op door het heffen van belastingen op explosieven. Tegelijkertijd met de diamanten werd in 1867 goud ontdekt, bij Tati, op de grens van Transvaal en Bechuanaland (het huidige Botswana). Later werd ook goud gevonden in oostelijk Transvaal, maar met de vondst van de grote goudaders van de Witwatersrand in 1886 begon de goudwinning in Zuid-Afrika pas echt. Kimberley leverde de ondernemers het startkapitaal en expertise om de goudwinning van de grond te krijgen. |
De onafhankelijkheid van de Boerenrepublieken werd door de Britten gewaarborgd en erkend in twee traktaten, resp. de Conventie van Zandrivier en de Conventie van Bloemfontein. Groot Brittannië antwoordde hierop met het uitroepen van Natal als officiële kolonie in 1856. Groot Brittannië eerbiedigde de bepalingen van genoemde traktaten al snel niet meer, zoals blijkt uit de annexatie van Basoetoland (1868) en van de Transvaalse en vooral Vrystaatse diamantvelden (1871). Twee jaar later voltrok zich in Natal de beslissende slag tussen de Britten en de Zoeloes. Nadat koning Cetshwayo de Britse eis tot demobilisatie van het Zoeloeleger had afgewezen, vielen de Britten in 1879 het territorium van de Zoeloes binnen. In de strijd om Ulundi, de koninklijke kraal, kwamen 1300 Britse soldaten om toen ze werden aangevallen door meer dan 20.000 Zoeloes tijdens de slag bij Isandhlwana. |
![]() |
Na Isandhlwana was er voor de Britten geen andere weg dan de weg terug. De nederlaag moest worden gewroken. De Zoeloe-oorlog die nu ontstond, was een van de grote onder de koloniale oorlogen. Versterkingen werden gevraagd en verzonden. Onder de hulptroepen bevond zich niemand minder dan de Prince Impérial van Frankrijk, de zoon van Napoleon III. Op 1 juni 1879 maakte deze een verkenningstocht in de omgeving van een plaats die kort tevoren te zijner ere Napoleon Koppie was genoemd. De patrouille was nogal zorgeloos en merkte pas op het laatste moment dat ze door enkele Zoeloekrijgers werd bedreigd. 'Dépêchez-vous, Votre Altesse,' riep een van de gezellen nog, maar het was al te laat. Napoleon jr. wist niet op tijd op zijn paard te klimmen. Terwijl de anderen wegvluchtten, bleef hij achter, zonder zijn paard en met het zwaard van zijn oudoom (Napoleon I) in de hand. Dat bleek echter van weinig nut tegen de assegaaien van de Zoeloes. De volgende dag trok een colonne van maar liefst duizend man er op uit om hem te zoeken. Zij vonden slechts zijn lijk, naakt, op zeventien plaatsen doorstoken en met een bosje Zoeloehaar in de vuist geklemd. Het nieuws sloeg in Engeland in als een bom. Het was voor de pers de gebeurtenis van het jaar en maakte meer indruk dan Isandhlwana zelf. In Frankrijk was de sensatie uiteraard nog groter en werd de dood van de prins toegeschreven aan een complot. Naar keuze werden de Franse regering, de Engelsen en de vrijmetselaars als de schuldigen aangewezen. Nog in hetzelfde jaar behaalden de Britten de definitieve overwinning. Aan het eind van de oorlog was het sociale en economische leven van de Zoeloes volledig ontwricht en het koninkrijk viel in 13 stammen uiteen. |
![]() |
In 1877 had de republiek Transvaal te kampen met economische problemen en aanvallen van Zoeloes. In dat jaar annexeerden de Britten Transvaal, zogenaamd om de Boeren te "redden", maar de Boeren zagen de inval terecht als een oorlogsverklaring, wat leidde tot de eerste Boerenoorlog (1880-1881). Deze verliep voor de Engelsen niet gunstig. De Boeren kleedden zich in grondkleurige (kaki) kleding die sterk contrasteerde met het heldere rood van de Britse uniformen. Doordat de Engelsen daardoor opvielen in het landschap waren ze een makkelijke prooi voor de Boerse sluipschutters. Nadat een Britse strijdmacht vernietigend was verslagen in de slag bij Majuba Hill ( februari 1881) stond het Britse bestuur van Gladstone de Boeren zelfbestuur toe in Transvaal onder Brits toezicht. Na de beëindiging van deze oorlog keerde de rust in Zuid-Afrika niet terug. De Boerengemeenschap bleef onder druk staan door de Britten. Toen in 1885 in Transvaal, bij Witwatersrand goud werd gevonden, lokte dit een grote stroom van niet-Boerse immigranten (uitlanders) aan. De nieuwelingen werden duidelijk niet met open armen ontvangen en ook werd er druk uitgeoefend om de Boeren-regering omver te werpen. |
In 1896 sponsorde Cecil Rhodes een onsuccesvolle staatsgreep en de mislukte poging betere rechten te verwerven voor Britse burgers werd aangegrepen als rechtvaardiging voor het opbouwen van een troepenmacht. Er was nog een andere reden voor de Britten om de macht in de Boeren republieken over te nemen: de Transvaalse Republiek zocht toenadering tot Duits Zuidwest-Afrika (nu Namibië) en dit was iets wat de Britten niet konden toestaan. Om dit te voorkomen werd in 1885 het protectoraat Bechuanaland (nu: Botswana) uitgeroepen met Cecil Rhodes aan het hoofd. Samen met zijn British South African Company zou hij proberen hij een Britse corridor van de Kaap tot Caïro in Egypte te realiseren. Daarvoor koloniseerde hij ook het gebied Rhodesië, het huidige Zimbabwe en Zambia. Om zijn idealen verder te verwezenlijken was het wel nodig dat Zuid Afrika centraal bestuurd zou worden en daar paste een autonoom Transvaal natuurlijk niet bij. In 1886 werd goud ontdekt in Witwatersrand en verschoof het economische zwaartepunt van de Kaap naar het noordelijker gelegen Johannesburg. De Britten verloren hierdoor steeds meer gezag en Rhodes probeerde samen met landgenoot Jameson het Boerengezag in Transvaal omver te werpen. Deze zogenaamde Jameson's Raid in 1895 mislukte echter. De Boeren, aangevoerd door Paul Kruger, deelden in deze oorlog de eerste slag uit. Tussen oktober 1899 en januari 1900 vielen ze de Kaapkolonie en Natal binnen. Ze belegerden de Britse garnizoenen in de steden Ladysmith, Mafeking (verdedigd door troepen onder aanvoering van Robert Baden-Powell) en Kimberley en boekten drie verschillende overwinningen op de Britten binnen een week, tussen 10 en 15 december 1899. Pas nadat op 14 februari 1900 versterkingen arriveerden konden Britse troepen onder aanvoering van Lord Roberts tegenaanvallen uitvoeren om de garnizoenen te ontzetten. Het ontzet van Mafeking op 18 mei 1900 veroorzaakte grote vieringen in Engeland. Op 13 maart namen de Britten Bloemfontein in en op 5 juni de Boeren-hoofdstad Pretoria. |
![]() |
![]() |
Eenheden Boeren vochten de daaropvolgende twee jaar een guerrillaoorlog onder leiding van generaal Christiaan de Wet waarop door de Britten (onder Lord Kitchener) werd geantwoord met het vernielen van boerderijen, het in beslag nemen van voedsel en het inrichten van concentratiekampen waarin de familieleden van Boeren werden vastgehouden.
De laatste Boeren gaven zich over in mei 1902 en de oorlog eindigde met de Vrede van Vereniging in diezelfde maand. De strijd had het leven gekost van 25.000 Boeren (inclusief niet-vechtende familieleden) en 22.000 Britse soldaten. De overeenkomst maakte een eind aan het bestaan van Transvaal en Oranje Vrijstaat als Boerenrepublieken en bracht ze binnen het Britse Rijk. De Boeren ontvingen 3 miljoen pond als compensatie en de belofte dat ze ooit zelfbestuur zouden krijgen. Paul Kruger kon zich met deze regeling niet verenigen en vertrok naar Nederland. Hij werd opgevolgd door kolonel Jan Smuts. |
Gemaakt 16-04-04; laatst bijgewerkt: 02-09-06 |