9801

Rococo

De rococo is de laatste fase in de ontwikkeling van de barok op het einde van de 17de en in de 18de eeuw. Het ontstond in Frankrijk als decoratief kader van het salonleven ten tijde van de Lodewijk-dynastie, waar speelsheid de plechtstatigheid van de Barok verving.  Rococo is licht, speels en teer.  De Franse rococoschilders beeldden bij voorkeur dromerige idyllische taferelen uit in lichte kleuren. De belangrijkste waren Watteau, Boucher en Fragonard.
In Duitsland brak de Rococo pas door na de Dertigjarige Oorlog, en manifesteerde zich daar vooral in de paleizen en kerkarchitectuur.

Het Rococo was een stijl die niet meer wenste zijn publiek te imponeren, neen, rococo wou plezieren. Het was ook een hoogst decoratieve stijl, gekenmerkt door het schelpmotief en het rocaille. Er werd gebruikt gemaakt van idyllische taferelen, en de onderwerpen waren vaak geïdealiseerd en uitgebeeld in zachte pastelkleuren. Ook het illusionisme vond zijn doorgang: spiegels en glaseffecten, transparantie etc...Belangrijke thema's waren de liefde en vriendschap, niet meer zozeer het drama en de tragiek van de barok. Ook de eerste genretaferelen en stillevens begonnen op te duiken.

In de maatschappij begon de kunst een grotere rol te spelen en begonnen de eerste grote kunstcritici een belangrijke rol te spelen (Diderot). Het was de periode van de eerste Salons in Parijs. Bovendien zou op termijn de opkomende bourgeoisie een steeds grotere rol gaan spelen in de kunstwereld, daar waar het daarvoor enkel de Kerk en de vorstenhuizen waren.

Deze stijl is vooral populair bij de Franse adel die Lodewijk XV en zijn opvolgers omringt aan het Franse hof. De stijl van leven aan het hof wordt in deze tijd langzaam aan zo geld verslindend en decadent dat het volk, dat door zware belastingen dit alles moet financieren, dit niet meer pikt. Dit alles leidt tot de Franse Revolutie en kost de koning en een groot deel van de adel de kop!

In Zuid-Duitsland en Oostenrijk leidt deze stijl in het kader van de Contra-reformatie tot opzienbarend weelderige kerkinterieurs.

In theaterscènes of huiselijke taferelen wil de schilderkunst van die tijd het geluk voorstellen in de kunst of het oproepen door de weergave van gelukkige momenten. Watteau schildert de mythische plaatsen van geluk (zoals Arcadia, Cythera ...), maar situeert ze het herkenbare Franse landschap en bevolkt ze met tijdgenoten. De thematiek van de liefde is een graag gezien onderwerp in de 18de eeuw. Vaak gaat het hier om de verboden liefde die zich clandestien afspeelt in een natuurdecor. Deze onderwerpen vinden we terug bij Fragonard. Op de schilderijen zijn altijd duidelijk liefdesscenes te zien van jonge koppeltjes die dromen van een gelukkig bestaan. Veelal maakt de heer de dame het hof met poëzie of muziek. Uiteraard is dit pure euforie, arme mensen hadden geen tijd voor luxe-geluk en de rijken werden uitgehuwelijkt, zodat ze geen kans hadden op het geluk. Deze thematiek vindt men ook terug op medaillons van Sèvres-porselein.

In de 17de en 18de eeuw was het leven aan het hof een waar theater; daarmee werd vaak gespot. Een waar voorbeeld is de Gille; een symbolische figuur die centraal bespot wordt. Deze figuren vinden we onder andere terug in het carnaval van Venetië. 

Rechts: Jean Antoine Watteau: Les Fêtes Venitiennes

Hoewel ook andere kunstenaars uit die tijd net als Jean Antoine Watteau (1684 - 1721)  theater als thema kozen, krijgt de acteur bij Watteau iets echts. De kledij van Mezzetin of van Gilles is geen vermomming meer, maar brengt zijn authentieke ik tot uitdrukking. De Gilles zou een soort spiritueel zelfportret van Watteau zijn, of wordt vergeleken met de "Ecce Homo"; de onschuldigheid van de Gille (wit) staat symbool zoals de bespotting van Christus.

Watteau  wordt vaak een typische rococokunstenaar genoemd, maar toch straalt zijn werk nog een diepe ernst uit, wat niet bepaald kenmerkend is voor de rococo. Tijdgenoten die in verband staan met Watteau zijn François Boucher (1703-1770), Jean Honoré Fragonard (1732-1806), Jean-Baptiste Siméon Chardin (1699-1779) en Thomas Gainsborough (1727-1788).

Links: Jean Antoine Watteau "Gilles"

Links: Jean Honoré Fragonard, De Schommel (1776)           rechts: Francois Boucher - The Interrupted Sleep - 1750

 

Gemaakt: 01-03-04; laatst bijgewerkt: 01-06-10

colofon