8154 |
De pruikentijd |
In de 18e eeuw was voor rijke mensen de pruik een belangrijk onderdeel van het toilet. Aan de pruik van een man kon je zelfs zien welk beroep hij had. Er waren speciale pruiken voor advocaten, kooplieden, doktoren, militairen en ambtenaren. Verder zette je een andere pruik op als je op visite ging, of als je ging wandelen, of als je naar de schouwburg ging. |
![]() |
De kappers hadden het maar druk met het opmaken van al die verschillende pruiken. Het haar en de pruiken werden wit gepoederd, zelfs bij de kinderen. Men vond dat de kleur van het gezicht beter uitkwam tegen het witte haar. De kappers verzonnen steeds hogere en ingewikkelder kapsels. Ze versierden deze met bloemen, vogels, fruitmandjes of scheepjes. Tenslotte bouwden ze er draadmodellen in, zoals bij een lampenkap, of brachten er een vulling van paardenhaar in aan. Zo konden ze een kapsel wel een halve meter hoog maken. De kapper gebruikte allerlei poeders en pommades om de kapsels in de gewenste vorm te houden. Als mevrouw een avondje uitging, kostte het hem soms uren zo'n kapsel te vervaardigen. Als het kapsel klaar w as, moest de dame oppassen dat het niet in de war raakte en 's avonds moest ze heel voorzichtig onder de brandende kaarsenkroon doorlopen. Als ze in haar rijtuig wilde stappen, moest ze soms op de treeplank knielen om naar binnen te kunnen. In 1740 maakte Cornelis Troost een pastel van een mannenavond in een herenhuis. laatst aangepast: 05-04-04 |