8823 Suriname (1700 - 1799)
Suriname (1600 - 1700)
In 1712 werd Paramaribo door Franse piraten geplunderd en moest de kolonie een grote 'brandschatting' betalen. Veel geharrewar natuurlijk toen men dit tevergeefs probeerde te verhalen bij de WIC.
Tot overmaat van ramp maakten veel slaven van de gelegenheid gebruik om te vluchten. De kolonie beleefde z'n zoveelste crisis. Het ene plan na het andere werd opgesteld, men bleef ruziën over de schadevergoeding, maar het belangrijkste struikelblok bleef het punt wie heeft het in Suriname nu voor het zeggen, wie draait op voor de kosten voor bijvoorbeeld de defensie en waar zouden de eventuele winsten aan besteed kunnen worden. Het spreekt vanzelf dat de animo om in Suriname te investeren en om er te wonen minimaal was.

Na de Franse aanval in 1712 werd op de rechteroever van de Suriname rivier een nieuw fort gebouwd, Fort Amsterdam. Fort Zeelandia werd een kazerne, en later een gevangenis.

In 1762 werd door het Koloniaal Gouvernement vrede gesloten met deze Saramaccaners, de nakomelingen van de Marrons, die vooral in de eerste helft van de 18e eeuw naar de bossen waren ge trokken. De naam Saramaccaners hebben zij te danken aan het feit dat zij zich oorspronkelijk hadden gevestigd aan de Saramaccarivier.

Veel plantage-eigenaars waren in die dagen Joden die uit Brazilie naar Suriname waren getrokken en Portugees spraken, waardoor in de omgangstaal van die dagen (het sranan van toen) veel woorden voorkwamen die aan het Portugees zijn ontleend. Dit is nu nog merkbaar aan de taal van de Saramaccaners, die niet alleen het zangerige heeft van het portugees, maar ook in de woordenschat de Portugese invloed laat blijken (woorden als moeje, b.v.)

 

Boni-oorlogen

In de tweede helft van de 18e eeuw (na 1770) voerden de Aloekoe's, de nakomelingen van de Boni-Marrons of Cottica-Marrons, een verbeten strijd voerden tegen de Koloniale Regering in het Cotticagebied. Onder aanvoering van hun leiders Baron en Boni hadden zij zich verschanst in het fort Boekoe (met deze naam wilden zij aangeven dat ze liever tot stof zouden vergaan dan zich overgeven). Deze strijd wordt naar de aanvboerder Boni ook wel de Boni oorlogen, genoemd. Andere overgeleverde namen van aanvoerders zijn Jolicoeur, Asikan-Sylvester en Aloekoe. De successen van de Marrons hadden natuurlijk hun uitwerking op de aanwezige slaven. De aanvallen waren zo succesvol dat er paniek uitbrak. Slaven werden door het bestuur vrijgekocht en omgeschoold tot soldaat : het zogenaamde 'Neeger Vrijcorps' dat met groot succes werden ingezet tegen de Marrons en dus verraders werden genoemd. 

Toen in 1772 Fort Boekoe werd ingenomen door de koloniale troepen, trokken de aanhangers van Boni naar de Franse oever van de Marowijne. Twintig jaar later werd de nog in leven zijnde Boni door de Aucaners gevangen genomen en ter dood gebracht. Allerlei verhalen circuleren nog over de gebeurtenissen die plaatsvonden bij het transport van het lijk. Zo zou volgens de overlevering bij de Boni-doro-soela het hoofd van Boni uit de boot gesprongen zijn. De Boni-Marrons werden na de dood van Boni door de Aucaners als slaaf behandeld, totdat door ingrijpen van de Overheid in 1861 hieraan een eind kwam. 
Uiteindelijk kwamen er ook 500 huurtroepen uit Europa over die met slaande trom (zo was men dat gewend in Europa) de oerwouden ingingen en dus een gemakkelijke prooi waren voor de Marrons. Het trommelen was snel over. Onder leiding van een officier met de naam Stoelman werd een strategisch eiland bezet, vandaar de naam Stoelmanseiland. De Boni oorlogen brachten het land bijna tot een faillissement, het is hier eigenlijk niet meer bovenop gekomen, al waren de Marrons uiteindelijk verdreven naar de buurlanden.

Fort Boekoe

Fort Boekoe is een legendarische naam in de geschiedenis van Suriname, die in één adem wordt genoemd met de stichter van het fort, de opstandelingenleider Boni, en zijn medestrijders Baron en Joli-Coeur. Hun nazaten wonen nu verder stroomopwaarts aan de oevers van de Marowijne, de grensrivier tussen Suriname en Frans Guyana. Zij noemen zich nog steeds de stam der ‘Boni’ of ‘Aluku’.

Boekoe is voor veel Surinamers nog steeds hét symbool van vrijheid, moed en daadkracht. Het fort werd in de tweede helft van de achttiende eeuw gesticht door marrons, slaven die de plantages van de Nederlanders waren ontvlucht. De nederzetting speelde een belangrijke rol in de strijd tegen de plantage-eigenaren. In de versterkte vesting verschansten de voormalige slaven zich tegen de Nederlandse militairen en huurlingen. Door de overvallen en plundertochten die vanuit Boekoe werden ondernomen en de geldverslindende strafexpedities die daarop volgden, werd de vesting een grote bron van zorg voor de machthebbers. De slaven daarentegen putten er hoop uit. Door de ligging van het fort, te midden van verraderlijke moerassen, was het nagenoeg onvindbaar en onbereikbaar voor de Nederlandse huursoldaten. Maar in 1772 werd Boekoe na een negen maanden durend beleg toch veroverd en als ruïne achtergelaten.

Fort Boekoe wordt genoemd in oude verslagen van militaire veldtochten en het staat vermeld op historische kaarten, maar in de ruim twee eeuwen die op de verwoesting volgden werd het nooit teruggevonden. Pas in 2004 heeft een Nederlands-Surinaamse expeditie in het stroomgebied van de Surinaamse Cotticarivier  de resten van het fort Boekoe ontdekt. Na een zware tocht door regenwoud, moerassen, kreekjes en meertjes vonden acht Nederlanders en drie Surinaamse gidsen de restanten van het oude slavenfort op een eiland in het moeras in het kustgebied ten oosten van Paramaribo. Van het fort rest alleen nog maar een aarden wal. Van de metershoge houten palissaden waardoor Fort Boekoe werd gekenmerkt, is weinig overgebleven. Hier en daar liggen daarvan nog verkoolde resten. Op open ruimte in het centrum van het eiland moeten in die tijd de huisjes en kampen van de marrons hebben gestaan. Deze bouwsels zijn in 1772 met de grond gelijk gemaakt door de koloniale troepen. 

Suriname (1799 - 1940)

Gemaakt: 21-12-05

colofon