5393 |
Haarlem (1400 - 1500) |
In de vijftiende eeuw werkten de Haarlemmers stug door aan hun muren en poorten, want de Gedempte Oude Gracht werd verlaten als verdedigingslinie. Voortaan waren Gasthuisvest en (de huidige) Wilhelminastraat de te belegeren stadsrand. De Heiliglanden en de Vijfhoek kwamen bij de stad. Aan de westkant van de stad golden zeer strenge milieuregels om het duinwater schoon te houden voor de Haarlemse lakenwevers en brouwers. Wie het waagde vuil te storten buiten de Zijlpoort of bij de duinrel die naar de Raaks stroomde, mocht rekenen op een forse boete en de verplichting tweeduizend stenen aan de stad te geven. Naarmate de jaren verstreken kwam dit soort boetes de stad goed uit, want Haarlem raakte aan de bedelstaf na enkele belegeringen en opstanden die tot hoge boetes leidden. Tot ver in de zestiende eeuw had de rijksoverheid het voor het zeggen in deze stad onder curatele. Haarlem was zodanig in het slop geraakt dat eind vijftiende eeuw van de ongeveer 2500 huizen er bijna vijfhonderd leeg stonden en nog eens een kleine vierhonderd andere door bedelaars werden bewoond. In de 15de eeuw echter kwam een einde aan deze welvaart, onder meer door de Hoekse en Kabeljauwse Twisten. Er ontstond een schaarste aan levensmiddelen. De prijzen stegen samen met de fiscale druk op de burgers. Dit resulteerde in een opstand: de opstand van het Kaas- en Broodvolk. Hoeken en Kabeljauwen Tegenstellingen in de regerende geslachten in de steden verbonden zich met adellijke veten en gingen in de Hoekse en Kabeljauwse twisten op. De Bourgondiërs hebben niet alleen een einde aan de twisten gemaakt - de Jonker-Fransenoorlog was een laatste wanhopige poging van de Hoeken het getij te keren -, maar ook de maatschappelijke structuur zo veranderd dat partijschap in deze vormen geen enkele zin meer had. Kaas-en Broodvolk De opstandelingen kregen in 1492 steun van de steden, waardoor de beweging van karakter veranderde. Men trok Alkmaar binnen en vervolgens Haarlem, waar onder meer Claes van Ruyven, een gehate rentmeester, werd doodgeslagen en de documenten uit de archieven werden vernietigd, hetgeen wellicht wijst op het feit dat werd gereageerd tegen het grootgrondbezit in handen van rijke burgers en stedelijke instellingen. Tenslotte deed men een vergeefse aanval op Leiden. Jan van Egmonts opvolger Albrecht van Saksen sloeg de opstand daarna vrij gemakkelijk neer: zware boetes werden opgelegd, Alkmaar werd ontmanteld. Haarlem en Hoorn kregen vervolgens elk een garnizoen. Aan het eind van de 15e eeuw namen de kloosters een tiende deel van de oppervlakte van de stad in. |
![]() |
St. Elisabeth's of Gasthuishofje of Hofje van Loo: uit 1489, één van Holland's mooiste hofjes Gesticht door Symon Pieterszoon van Loo en zijn vrouw Gooltje of Godelt Willems. In eerste aanleg was het hofje ommuurd en toegankelijk door een poort met daarboven het wapen van het St. Elisabeth's Gasthuis. In 1885 is de Barrevoetestraat verbreed en is de muur omvergehaald. Het wapen van de Heilige Elisabeth (drie kronen) vind je nog wel terug op de waterpomp. Het hofje wordt heden ten dage nog steeds bestuurd door de "Gasthuismeesters" (regenten), tegenwoordig de directie van het ziekenhuis. De tuin van het Prinsenhof was oorspronkelijk de kloostertuin en na 1477 het kloosterkerkhof van de Domincanen of Predikheren. |
Ook de naam Jacobijnestraat herinnert nog aan deze monniken, die vaak Jacobijnen werden genoemd naar hun klooster in de Rue St. Jacques te Parijs. De Prinsenhof werd in 1721 omgetoverd in de Stadskruidentuin of Hortus Medicus.
Gemaakt 13-01-04 |