5457 | Purmerend |
![]() |
![]() |
![]() |
Purmerend ligt in een drassig en waterrijk gebied: Waterland, sinds het begin van onze jaartelling (z. De Lage Landen 1 47 n. Chr.)) bestond uit veen: mos-, riet- en plantenresten geconserveerd door het water. Toen de oudste bewoners dit land tussen 1000 en 1200 begonnen te ontginnen door het graven van sloten verdween weliswaar veel van het water, maar met het verdwijnen van dit water kwam ook het land steeds lager te liggen. De uit plantenresten bestaande veenlaag verging alsnog door het contact met de 'buitenlucht'. Veraarding ('oxidatie') en inklinking waren het gevolg. Eigenlijk werd de strijd tegen het water nooit gewonnen. Steeds betere en diepere bemaling was nodig om de poten van de koeien en schapen droog te houden. Akkerbouw was praktisch van het begin af aan onmogelijk. In deze situatie is het niet verwonderlijk dat veel nederzettingen in Waterland op natuurlijke verhogingen in het landschap werden gebouwd. Zo ontstond in de 13e eeuw Purmerend langs de wat hoger gelegen oever van het veenstroompje de Where, dat de toenmalige meren Beemster en Purmer met elkaar verbond en waar de landweg Amsterdam-Hoorn (via Landmeer, Den Ilp) dit riviertje kruiste en moest oversteken. Op deze plaats zullen zich vissers hebben gevestigd.
Na de ontginningen van Waterland tussen 1000 en 1150 had de Zuiderzee nog steeds vrij spel. Daarom werden er om Waterland dijken aangelegd om het door inklinken en veraarding steeds lager zakkende land tegen het water te beschermen. Rond het jaar 1400 was men hiermee klaar. Maar de zeedijken hadden nog geen sterke constructie en braken geregeld door. Op sommige plaatsen (bijv. bij Edam en bij Krommenie) kon het zeewater nog steeds zonder belemmering van dammen of sluizen, Waterland binnen stromen. |
Het oudste bericht over Purmerend dateert van 1327, maar het dorp bestond al eerder, mogelijk onder de naam Purmer. Sommigen zijn van mening dat het dorpje Purmer in 1212 in een grote watersnood ten onder ging. Andere zeggen dat Purmer, zoals het wordt genoemd in 1372, een parochie en een rechtsgebiedwas, waarvan de nederzetting Purmerend zich later uiteindelijk heeft afgescheiden. We moeten ons van die nederzetting in de begintijd niet veel voorstellen. Er woonden enige vissers, die op de Where en de meren Wormer, Purmer en Beemster goed viswater vonden. Er was een veer over de Where, wat natuurlijk bijdroeg tot de opkomst van Purmerend. Daar verzamelde zich de wachtende kooplieden, en er werd ook vis te koop aangeboden. Rond 1400 had Purmerend al een waag, waar de in Purmerend te koop aangeboden goederen werden gewogen. Even daarvoor al, in 1380, was Purmerend een zelfstandig bestuursgebied geworden (een banne), en in 1395 had het dorp een kerk, die de kapel uit 1327 verving. In 1470 werd deze kerk tot parochiekerk verheven. |
Purmerend in de 15e eeuw geen raadhuis, stadhuis of rechthuis. Het stedelijk bestuur vergaderde waarschijnlijk op het Slot Purmersteijn, waar de Heren van Purmerend zetelden sinds 1410, toen Purmerend met de dorpen Purmer en Purmerland een heerlijkheid (=rechtsgebied) vormde. De Amsterdamse koopman Willem Eggert van Gendt, de in 1406 door graaf Willem VI, was aangesteld tot thesaurier (schatbewaarder) mocht zich de eerste Heer van Purmerend noemen. Hij had de graaf in korte tijd verlost hem echter van zijn schulden en ervoor gezorgd dat de graaf alle verkochte en onderpande landen en goederen kon aflossen of weer terug kon kopen. Binnen drie jaar bouwde hij het slot op de plek tussen wat nu heet de Neckerdijk, de Kanaalkade, de Kanaalstraat en de Gedempte Singelgracht. |
![]() |
Boven: Slot Purmersteijn De dertiende en laatste Heer was Philips van Egmond wiens bezittingen verbeurd werden verklaard, waardoor de Staten van Holland in 1579 eigenaar van Purmersteijn werden. Wegens geldgebrek raakte het slot in de achttiende eeuw in verval. De Staten verklaarden het slot onbewoonbaar en schonken het in 1729 aan Purmerend. In 1741 besloot het gemeentebestuur tot sloop van het slot over te gaan. Door beperkte opgravingen in 1975 en 1999 is meer bekend geworden over de fundering. De muurtjes op het Slotplein - uit 1975 - geven aan waar de torens stonden. Sinds eind 2001 is in het museum een maquette van het slot Purmersteijn van rond 1500 te zien. |
Deze plattegrond van Purmerend werd rond 1560 gemaakt door Jacob van Deventer. Het water De Weere vormde de open verbinding tussen de Beemster en de Purmer. Langs de straten van het vierkante stadje waren huizen gebouwd. Ten noordwesten van het eigenlijke centrum lag het kasteel Purmersteijn. Dan zien we nog een kerk, een klooster (het Sint Ursula-klooster) en enige molens. Waarschijnlijk was de stad nog niet ommuurd of anderszins verdedigd door wallen of poorten. Deze verdedigingswerken werden pas aangelegd bij het begin van de 80-jarige oorlog op bevel van Sonooy in 1573. Toen kreeg de stad bolwerken. Reeds ontstane buurtjes werden bij de stad getrokken. | ![]() |
![]() |
In 1614 werden ook de gebieden ten zuiden van het kasteel Purmersteijn en het Venediën, ten noorden van de Where, bij de stad getrokken. In de loop van de 17e eeuw werd Purmerend in het oosten vergroot. De Koemarkt verdubbelde in oppervlakte. Een kaart van Frederick de Wit van na 1694 geeft duidelijk de contouren van de stad weer. Overblijfsels van de stadsgracht uit die tijd zijn onder andere de Plantsoengracht, de Emmakade, Herengracht/Nieuwe Gracht. Ook het assenkruis van Gouw, Hoogstraat, Kaasmarkt en Peperstraat met Neckerdijk, Padjedijk, Kaasmarkt, Breedstraat en Dubbelebuurt is duidelijk zichtbaar. Lang bleef Purmerend binnen zijn 16e eeuwse grenzen. De stad had een aarden wal en een brede gracht. De toegangswegen hadden bij binnenkomst in de stad een eenvoudige houten poort. Die poortgebouwen werden aan het einde van de 16e eeuw opnieuw, maar dan in steen opgetrokken. Ze werden na de eerste helft van de 19e eeuw allemaal gesloopt.De bevolking groeide tot circa 1850 nauwelijks; er was dan ook geen reden tot uitbreiding van de stad. Deze vonden pas plaats na de economische opleving in de tweede helft van de 19e eeuw.
Links: Uitsnede uit de kaart van Christiaan Sgroten, 1573 |
Door de zwakke dijken had Waterland nog steeds last van wateroverlast. Bovendien was er nog een bedreiging: de westenwind veroorzaakte soms grote golfslag op het binnenwater, zoals bijvoorbeeld op de van oorsprong kleine riviertjes de “Bamestra” en de “Pulmeri”. Door het afkalven van de slappe oevers als gevolg van deze golfslag ontstonden eerst meertjes, maar later steeds grotere watervlaktes: zo ontstonden de meren Beemster, Purmer en Wormer, en de wat kleinere Buiksloter-, Belmer- en Broekermeer. Dit proces versterkte zich: hoe groter de meren werden, hoe hoger de golven konden worden en hoe meer land er verloren ging.
De centrale overheid zag zich gedwongen tot een grootscheepse aanpak. In 1544 werd het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen binnen Kennemerland en West-Friesland opgericht. Het schap moest zorg dragen voor het wegmalen en afvoeren van het water en voor de aanleg van dammen en sluizen in de laatst overgebleven open waterverbinding met de Zuiderzee te Edam en bij Nieuwendam. Daarna, in 1607, ontstond het plan om met behulp van windmolens de Beemster droog te malen.
Bronnen:
|
gemaakt: 07-09-10 |