Kruisvaardersstaten (1205 - 1291)
Vijfde Kruistocht (1217-1221) De vijfde kruistocht was een kruistocht die werd uitgevaardigd in 1215, omdat paus Innocentius III met de toestand in het Heilige Land geen genoegen nam. Hij overtuigde het Vierde Lateraans Concilie ervan om deze kruistocht uit te vaardigen. Meer moeite had Innocentius om de koningen van zijn tijd tot medewerking te bewegen.
Onmiddellijk na zijn benoeming in 1216 begon paus Honorius III te pleiten voor de nieuwe kruistocht, die moest plaats vinden in 1217. Hiervoor werden kerkelijke belastingen geheven van 5% tot 10%. In alle kerken moesten alle gelovigen worden opgeroepen ter kruisvaart te gaan (ook invaliden, ouden van dagen enz.). De meeste heersers in Europa voelden weinig voor een kruistocht. Koning Andreas II van Hongarije ging uiteindelijk ter kruisvaart. Omdat hij te weinig schepen kon huren voor de overtocht stuurde hij een deel van zijn leger al snel terug. Na een korte bedevaart van ongeveer 2 maanden keerde Andreas al weer terug. Als souvenier nam hij een aantal twijfelachtige souveniers mee, waaronder één van de kruiken die het water had bevat dat Jezus 1200 jaar eerder in wijn had veranderd.
Behalve Andreas II, kwam ook Leopold VI, hertog van Oostenrijk aan in Akko. Een andere deelnemer aan deze kruistocht was graaf Willem I van Holland. Deze had al eerder aan de derde kruistocht deelgenomen. Nadat hij door zijn deelname aan een een Franse expeditie naar Engeland was geëxcommuniceerd had hij besloten weer aan de kruistocht deel te nemen om zo van de ban ontslagen te worden. Met een leger van Friezen, Hollanders en Vlamingen voer hij richting Palestina. Door een storm moest hij uitwijken naar Portugal. Net als 80 jaar eerder hielp de kruisvaardervloot de Portugese koning (nu Alfonso II) bij de verovering van Lissabon. Graaf Willem beloofde de moslims een vrije aftocht, maar toen zij hun vesting verlieten werden zij brutaal afgeslacht.
In Akko haalde koning Jan van Brienne de kruislegeraanvoerders over de oorlog te verleggen naar Egypte. Zij maakten een plan voor de belegering van Damiate (Damiette) in de Nijldelta. Tijdens dit beleg onderscheidden de Tempeliers zich door hun capaciteiten: bouwen van bruggen, omgaan met paarden in de moerassige omgeving, bedrevenheid met schepen. De stad moest capituleren in 1219.
Jan van Brienne wilde op het voorstel van Egypte ingaan om Damiate te ruilen tegen Jeruzalem, maar de pauselijke legaat Pelagus verzette zich hiertegen. De kruisvaarders trokken in 1221 op tegen Caïro, maar slaagden niet in hun opzet. De sultan liet hun ongedeerd vertrekken, als zij Damiate prijsgaven.
De kruisridders wilden, op voorstel van Egypte, Damiate ruilen tegen Jeruzalem, maar de pauselijke afgezant Pelagius verzette zich hiertegen. Jeruzalem moest door strijd verkregen worden. De kruisvaarders trokken in 1221 op tegen Caïro, maar faalden in hun opzet, onder andere door hun onbekendheid met het terrein: de Nijldelta. De moslims openden sluizen, waardoor de jaarlijks terugkerende overstromingen sneller en heviger kwamen dan verwacht.
De kruisvaarders trokken zich terug in Damiate. De sultan liet hen ongedeerd vertrekken, op voorwaarde dat zij Damiate prijsgaven. De kruisvaarders zouden het ware kruis van Jezus Christus krijgen.
De grootmeester Pedro de Montaigu wordt als gijzelaar van de Moslims vastgehouden.
De legers van Christenen en moslims staan tegenover elkaar. Een Arabische prins van ongekend grote afmetingen daagt volgens de verhalen de dapperste Christen tot een tweestrijd uit. De moedige Fries Roorda van Genum neemt de uitdaging aan, en weet de Moor te doden. Met het afgehouwen hoofd van de prins op de punt van zijn zwaard keert hij weer in het Christenleger. Om deze kloeke daad wordt hij tot ridder geslagen en krijgt hij toestemming een Moriaans hoofd in zijn wapen te voeren. Ook Hayo van Wolvega verwerft in deze kruistocht roem. Hij krijgt de bijnaam "De Fries met de dorsvlegel". In 1218 geeft de patriarch van Jeruzalem een lofwaardige getuigenis door te verklaren dat "alle die van Oostergo, dewelken het kruis aangenomen hebben, en zo op hunne reis naar Jeruzalem, als naderhand, wanneer ze met ons in Egypte aangekoomen zijn, groote moeyelykheden in zwaarigheden en onkosten geleeden hebben [...] En wij geeven eene loflijke getuigenis aan het Vriesche Volk; omdat de voorgemelden zich wel gedragen en in dienst van Jezus Christus Godvruchtlijk gearbeid hebben. Verder worden de volgende Friese namen bij deze kruistocht genoemd: Aylva, Beyma's, Botnia, Cammingha's, de Burmania's, Dekama, Forteman, Galama, Hartman, Hermana, Hettinga, Liauckema, Martena's, Ockinga, Poptatus, Roorda's, Watse Joulsma.
De 'verovering' van Damiate door de Hollanders leeft voort in de damiaatjes (klokjes) boven het wapen van Haarlem, als maantjes in verschillende gemeente wapens in Nederland en in dat van Dokkum..
Philippe Auguste sterft in 1223 en Louis VIII wordt koning van Frankrijk.
Tijdens een belegering van Avignon door de legers van Louis VIII wordt de brug Sint Bénezet grotendeels verwoest.
Latere kruistochten
Gemaakt: 09-12-05; laatst bijgewerkt: 27-02-08
colofon
|