5929

Middeleeuws toneel

Middeleeuwse literatuur
Tot de oudste vormen van toneel in Europa was het liturgisch drama. Dit was een gespeelde dialoog, waarbij een in een wit gewaad geklede priester, die de engel voorstelde die de drie Maria's (gespleed door drie koorknapen) die op Paasochtend kwamen kijken naar het graf, aansprak met de woorden: Wie zoekt gij? 

Ook andere gebeurtenissen werden via dialoog en beurtzang door geestelijken uitgebeeld: een vorm van aanschouwelijk onderwijs. Gaandeweg ontwikkelde dit zich tot een meer uitgebreide voorstelling.

Uit het liturgische drama kwamen de mirakelspelen of mysteriespelen voort die meestal handelden over het leven van Maria of van een heilige. Ook het kerstverhaal werd gepeeld. Aanvankelijk speelde men in de kerk, maar al gauw kwam er zoveel publiek op af dat het toneel naar het (kerk)plein werd verplaatst. Dit gebeurde op podia maar vaak ook op wagens die op verschillende plaatsen konden worden opgesteld. Toen ook niet-geestelijken deel gingen nemen werden de stukken steeds meer seculier. Ook werden er volkse elementen aan toegevoegd en werd de volkstaal gebruikt. 

Er kwam steeds meer spektakel rond het toneel: duivels maakten veel kabaal en slingerden vuur en rook in het rond en engelen vlogen door de lucht en maakten prachtige muziek. Het publiek genoot volop van al dat kunst- en vliegwerk, al was dit misschien meer vanwege het spektakel dan vanwege de vrome boodschap. Soms werden de verhalen aan elkaar gesmeed tot een toneelcyclus die dagen duurde. De kerk had de middelen om dit te kunnen doen. Het wereldlijke toneel, dat vooral door beroepsspelers werd opgevoerd, was veel kleiner van opzet, want wie wat wilde overhouden moest niet al te groots uitpakken. In de Lage Landen is Mariken van Nieumeghen (uit het begin van de 16e eeuw) het bekendste voorbeeld van zo'n mysteriespel.

Het mysteriespel ontwikkelde zich vervolgens tot een serie spelen waarin alle belangrijke bijbelse verhalen aan de orde kwamen, van de schepping tot de dag des oordeels. De gilden namen de opvoering van de voorstellingen over, waarbij elke gilde verantwoordelijk was voor een bepaald onderdeel van de bijbelverhalen. Er ontstonden cycli van spelen die ook bekend staan onder de naam mirakelspelen, omdat zij ook heiligenlevens uitbeeldden.
Aan het eind van de 15e eeuw was de traditie van het spelen van de cycli op hoogtijdagen over heel Europa verspreid. Het uitvoeren van een complete cyclus kon wel 20 uur in beslag nemen, en werd daarom over een aantal dagen gespreid. In de late Middeleeuwen verandert er in onze streken veel op het gebied van het toneel, want behalve de kerk en de beroepsgezelschappen, gaan ook rederijkers zich er mee bezighouden. Uit hun kringen is de Elckerlijc afkomstig, een stuk dat tot ver buiten de grenzen van het Nederlandse taalgebied bekend is geworden. Ook hielden rederijkers zich bezig met andere vormen van theater. Ze zorgden tijdens processie en intochten, vaak samen met anderen, voor tableaux vivants waarin allerlei scènes werden uitgebeeld. Het waren levende beeldhouwwerken waarnaar de stedelingen vol bewondering kwamen kijken.
 

Naast spelen over religieuze onderwerpen kwamen er ook spelen van wereldse (niet-religieuze) aard. Hiervan zijn vier toneelstukken bekend, die bekend zijn als de "abele spelen". Deze stukken zijn bewaard gebleven in het kostbare Hulthemse handschrift, dat stamt uit 1410 en zich bevindt in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel. De term 'abel' betekent 'edel', en moet beschouwd worden als het tegenovergestelde van 'religieus'. De abele spelen zijn de oudst bekende Nederlandstalige toneelstukken van wereldlijke (niet religieuze) aard. Ze gaan namelijk allemaal over de Liefde. Deze toneelstukken zijn: Esmoreit, GloriantLanseloet van Denemerken en  Vanden Winter ende vanden Somer Ze dateren uit omstreeks 1350 en behoren daarmee ook tot het oudst bekende West-Europese wereldlijke toneel.

Alle vier de stukken behandelen een liefdesthema in de stijl van de hoofse liefde. Het gaat hierbij respectievelijk om de liefdesparen Esmoreit en Damiët, Gloriant en Florentijn, Lanseloet en Sanderijn, Winter en Somer (de laatste is een allegorie). De opvoering van (een van) de abele spelen werd gevolgd door een 'sotternie' (klucht). 

Omdat de spelen zelf 'edel' waren, werd hetzelfde thema dan in een meer populistische en explicietere vorm gebracht in de klucht. De bij de abele spelen horende sotternieën zijn: Lippijn (bij Esmoreit), Buskenblazer (bij Gloriant), Die Hexe (bij Lanseloet van Denemarken), Ruben (bij Banden Winter ende vanden Somer). Er zijn ook enkele onvolledige sotternieën beken: Truwanten en Drie daghe here. Omdat er twee sotternieën meer zijn dan abele spelen zouden er wel eens zes abele spelen geweest kunnen zijn, in plaats van de huidige vier.
Een opvoering van de klucht Een cluyte van Plaeyerwater op een Vlaamse kermis. Detail uit een schilderij van Pieter Balten. Amsterdam, Rijksmuseum.

gemaakt: 04-10-03; laatst bijgewerkt: 13-01-09

colofon