5110

Château Gaillard

Frankrijk (1180 - 1200); Engeland (1189 - 1272)

Aan het eind van de 12 eeuw voerde de Engelse koning Richard Leeuwenhart oorlog tegen Frankrijk. Omdat hij de uiterste grens van Normandië aan de Epte slecht kon verdedigen, liet hij in 1196 de vesting Gaillard bouwen in een haarspeldbocht aan de Seine op een steile 100 meter hoge rots. Het moest een bastion worden dat de Fransen de weg naar Rouen zou versperren. Château Gaillard werd in een recordtijd van 14 maanden opgetrokken en was de meest geraffineerde en volgens de experts een in die tijd onneembare vesting, gebouwd naar het voorbeeld van de kruisridderburchten in Syrië en Palestina.

Richard liet tegelijk de rivier met een driedubbele rij palen versperren en aan de oever, in de dode hoek van de vestingwallen, kleinere verdedigingswerken oprichten, die door trappen en gangen met de centrale burcht waren verbonden. In iedere, eventueel te beklimmen bergkloof werden palissaden geslagen, en boven, vanaf het land, werd de toegang versperd door het in een hoek aangelegde Bastille de Châtelet met zijn torens en een dwars door het plateau gegraven gracht die 15 meter diep was. Achter deze eerste verdedigingsgordel en een tweede gracht verrees dan de ten dele in de rotsen zelf uitgehouwen centrale vesting, waarin een alles beheersend donjon, met tot vijf meter dikke muren die tegen ieder wapen bestand waren, een laatste toevlucht bood.

Pas na de dood van Richard Leeuwenhart (1199) durfde Filips het aan om de burcht aan te vallen en te belegeren.
Eerst nam hij bezit van de Seine-bocht ertegenover. Dan sloegen zwemmers 's nachts een bres in de versperring in de rivier, waarna er gepantserde schepen doorheen braken die voldoende bescherming boden om een brug te bouwen. 

Reservetroepen van Jan zonder Land verloren contact met elkaar en werden afzonderlijk verslagen. Zon kon het garnizoen onder het bevel van de connétable van Cherbourg ingesloten worden. Filips ll Augustus hoopte vervolgens dat hij ze kon uithongeren. Toen hij vernam dat de belegerden over goed gevulde drinkputten en eten voor een jaar hadden, gaf hij het signaal voor de aanval. Vanaf hoge houten torens werd het Châtelet gebombardeerd en er werd een tunnel gegraven die een van de torens deed scheefzakken. De bezetter trok zich toen in de centrale vesting terug. Met de katapulten kon men niet bij de muren komen en onder de steenhagel van de verdedigers slaagde men er geen keer in om over de meter voor meter dichtgegooide grachten aan de voet van de muren te komen. De sappeurs moesten nog een keer aan het werk. Ze groeven een gang naar het enige zwakke punt, de door Jan later aangelegde beerputten van de latrines. Door de stinkende leidingen klommen 's nachts vrijwilligers naar de binnenplaats, overrompelden de bewakers, openden de poort en lieten de ophaalbrug neer. De rest van het garnizoen in het onneembare, maar volledig omsingelde donjon, capituleerde. De weg naar Normandië was vrij. In 1204 was de streek weer in het bezit van de Franse Kroon.

laatst bijgewerkt: 30-10-03

colofon