5911

Romaanse bouwkunst

 De kerk

Boven: De Romaanse Sint Stephanuskerk van Waha (België), gebouwd ca. 1050. Foto: Bert Woudstra (2007)

Kort na het jaar duizend geschiedde het, dat bijna overal ter wereld, maar vooral in Italië en Gallië, de kerkgebouwen opnieuw werden opgebouwd; en ofschoon zij grotendeels in goede toestand verkeerden en er niets aan mankeerde, werd iedere christelijke gemeenschap gegrepen door een grote ijver de andere in pracht te overtreffen. Het leek of de wereld haar ouderdom afschudde en zich geheel hulde in een witte mantel van kerken. In die tijd werden vrijwel alle bisschopskerken en de kloosterkerken, gewijd aan allerlei heiligen, en zelfs de kleine dorpskerkjes, bijna allemaal door de gelovigen herbouwd, mooier dan ooit.


Dit schreef Radulfus Glaber aan het begin van de 11e eeuw, opgelucht als hij was dat de millenniumwisseling niet tot het einde der tijden had geleid, zoals velen vreesden.
Toch is het overdreven de culturele bloei na het jaar 1000 alleen maar toe te schrijven aan deze opluchting. Rond het jaar 1000 waren er in Europa veel meer ontwikkelingen die tezamen het culturele en economische klimaat schiepen waarin de nieuwe, monumentale kunst kon ontstaan die later romaans genoemd zou worden.

Quedlinburg (Sachsen Anhalt, Duitsland) Stiftskirche St. Servatius, 11e eeuw. Het beeldhouwwerk op de kapitelen werd vrijwel zeker gemaakt door Italiaanse 'gastarbeiders' uit Lombardije

De belangrijkste waren:

Versterking van de positie van de kerk door hervormingen met Cluny als politiek en religieus centrum. Daardoor werd de kerk rijker en machtiger en kreeg de gelegenheid initatieven te nemen tot het scheppen van grote kunstwerken. Culturele eenheid in Europa door de bloei van de kloostercultuur. Cluniacenzers en later cisterciënzers hadden vestigingen in heel Europa en zorgden voor uitwisseling van kennis en vakmanschap. Bovendien zorgden zij voor 'scholing' van leken in de kunstambachten. Economische opleving door verbeteringen in de landbouw en door de opkomst van de steden in Noord-Italië. Uitwisselingen van kennis en ideeën en versterking van de contacten tussen oost en west als gevolg van pelgrimsreizen en kruistochten Romaanse bouwkunst Van de romaanse bouwkunst zijn voornamelijk kerkgebouwen bewaard gebleven. De vroeg-christelijke basilica bestond eenvoudig uit drie hallen die van elkaar gescheiden waren door zuilenrijen.
In de romaanse kerken probeert men daarentegen de ruimte ritmisch te verdelen door de....... afwisseling van zuil (A) en pijler (B)(alternerend stelsel dunne halfzuiltjes (C) die vanuit de pijlers naar boven doorlopen(schalken) bogen (D) die ter hoogte van de schalken de ruimte overspannen (scheibogen) overwelving van de ruimte, eerst tongewelven, later kruisgewelven (E) of kruisribgewelven. In het geval van van kruisgewelven komt één gewelfvlak (travee) in het schip meestal overeen met twee in de zijbeuken (gebonden stelsel) De wanden van de kerken worden verdeeld in een arcade (F), galerij of tribune (G) en een lichtbeuk (H). Vanwege de stabiliteit en om het gewelf te kunnen dragen zijn de muren van de romaanse kerk zeer dik en de vensters klein. De schoonheid van de romaanse kerk wordt voor een belangrijk deel bepaald door de geleding van de ruimte en het reliëf en het beeldhouwwerk waarmee de dikke muren zijn versierd.

De meest kenmerkende versieringen zijn
A) blinde arcaden
B) dwerggalerijen (vnl. Rijnland)
C) boogfriezen
D) lisenen
E) radvensters
F) portalen en vensters met afgeschuinde en geprofileerde boven- en zijkanten.
De romaanse kerk heeft ook een ingewikkeldere plattegrond dan de vroeg-christelijke basilica (zie tekeningen hierboven). Aan middenschip (A) en zijbeuken (B) wordt een dwarsschip of transept (C) toegevoegd, waardoor de kerk de plattegrond van een kruis krijgt. Op de kruising of viering (D) van middenschip en dwarsschip wordt dikwijls een toren of koepel geplaatst. Het koor (E) wordt soms voorzien van een kooromgang of ambulatorium (F) dat weer weer toegang geeft tot zgn. straalkapellen (G, vnl. Bourgondië, Auvergne). Ook aan het transept zitten dikwijls kapellen (H) of nevenabsiden

Kenmerkend voor de romaanse bouwkunst is dat de verschillende onderdelen van het gebouw als afzonderlijke, geometrische vormen herkenbaar blijven.
Er bestaat geen enkele kerk die al de hiervoor genoemde kenmerken tegelijk vertoont. Sommige kenmerken of combinaties van kenmerken zijn bovendien gebonden aan een kloosterorde, 'school' of streek.
De meest ontwikkelde en mooiste voorbeelden van de romaanse bouwstijl staan in Duitsland en Frankrijk. De eerlijkheid gebiedt dan ook te zeggen dat de liefhebber van de zuivere romaanse stijl in Italië niet zo veel te zoeken heeft. Vergeleken met de kerken van benoorden de alpen maken de Italiaanse romaanse kerken dikwijls een rommelige of onbeholpen indruk. Zelfs in de meest prestigeuze kerken lijkt er altijd wel iets niet helemaal te kloppen.
Ondanks (voor sommigen dankzij) de soms wat merkwaardige interpretatie van de romaanse stijl zijn zeer veel Italiaanse kerken uit die periode de moeite van het bekijken waard.

Anagni (Lazio), dom S.Maria (11e-13e eeuw).
De decoratie met lisenen en boogfriezen vertoont verwantschap met die in in het Rijnland.
Opvallend is de grote hoogte van de buitenmuren van deze drie absiden. Dat komt omdat ze twee verdiepingen omvatten: die van de eigenlijke kerk en die van de crypte. De crypte is van binnen zeer rijk versierd met middeleeuwse fresco's.

De zuilenbasilica's naar vroegchristelijk model

De basilicavorm die in de 4e eeuw werd ontwikkeld, is in Italië nooit meer helemaal weggeweest. In de vroege en hoge middeleeuwen bleef het daar de meest algemene kerkvorm, vooral in de toenmalige kerkelijke staat.
Dit type kerk heeft geen transept en is niet overwelfd maar heeft een open, houten dakstoel. In het interieur vinden we soms een schola cantorum, een ciborium boven het altaar, een laag hekje (cancelli) of een hoge afscheiding (iconostasis) voor het priesterkoor een paaskandelaar en een of twee kansels (ambonen). Veel van deze kerken hebben een atrium (voorhof) of narthex (voorhal) - naar voorbeeld van de oude Sint Pieter.
Er werd er veelvuldig gebruik gemaakt van bouwmaterialen die werden gewonnen uit antieke monumenten, zogenaamde spolia. Zuilen, kapitelen en architraven zijn dan dus Romeins. Omdat het moeilijk was veel van dezelfde zuilen te vinden, zijn ze meestal onderling verschillend. Omgekeerde kapitelen worden soms als voetstuk van een zuil gebruikt en antieke sarcofagen als altaartafel.
In de vroege middeleeuwen waren de buitenkanten van deze kerken onversierd; in de romaanse tijd werden ze geleed en versierd met de gebruikelijke romaanse elementen: boogfriezen tussen lisenen, blinde arcaden en dwerggalerijen. Aan de kerken werden vanaf de 11e eeuw vrijstaande klokkentorens (campanili) toegevoegd met een aantal meerlichtvensters boven elkaar die breder zijn naarmate ze hoger in de toren zitten.
Verder zien we in Latium dikwijls het zgn. cosmatenwerk. De cosmaten zijn genoemd naar de kunstenaarsfamilie Cosma die zich in de 12e eeuw toelegde op inlegwerk van stukjes marmer, porfier, serpentijn e.d. maar ook vaak goud onder email. Deze familie splitste zich later in twee takken, Tebaldo en Mellini, die deze techniek voortzetten tot in de 14e eeuw. Zij versierden vloeren, zuilen, paaskandelaars, kansels enz.

colofon

Gemaakt 13-01-04; laatst bijgewerkt: 22-02-08