5012 |
De onheilsvoorspellingen bij het naderen van het jaar 1000 |
![]() |
Boven: detail van Het Laatste Oordeel van Giotto di Bondone (1267 - 1337) in de Arenakapel of Scrovegnikapel in Padua. Giotto schilderde de fresco's tussen 1303 en 1305 in opdracht van de rijke koopman Enrico Scrovegni. Met het naderen van het jaar 1000 groeide de angst. Geloofde men de Bijbel letterlijk, dan moest het jaar 1000 veel ellende brengen. De Openbaring van Johannes, het laatste Bijbelboek, voorspelde immers in hoofdstuk 20 een Duizendjarig Rijk van voorspoed en overvloed, dank zij de ketening van de duivel. Daarna zou hij weer loskomen, zodat de Antichrist kon verschijnen om de wereld definitief te vernietigen. "Daarna zag ik uit de hemel een engel komen met in zijn hand de sleutel van de afgrond en een grote ketting. Hij greep de draak, de oude slang, dat wil zeggen de duivel of satan, en ketende hem voor duizend jaar." Maar wanneer zou dat rijk beginnen ? Als begintijdstippen lagen geboorte of dood van Jezus Christus voor de hand, zodat met de nodige vrees kon worden uitgekeken naar de jaren 1000 of 1033 als begin van het einde. De voornaamste woordvoerder van deze onheilsvoorspelling was Rodolfus Glaber, een Benedictijner monnik van Cluny die rond 1048 een lijvig geschiedwerk voltooide (5 delen), waarin hij met grote fantasie de meest verschrikkelijke rampen liet afspelen. Het 1033 liet hij beginnen met vlammende kometen, moord en brand: de duivel zou worden ontketend en daarna zou een jarenlange hongersnood de hele mensheid nagenoeg worden uitgeroeid. Slechts door kannibalisme zouden de laatsten zich overeind kunnen houden. Glaber wist dit maar al te goed. De monnik had satan immers een keer persoonlijk ontmoet: hij dook op aan het voeteneinde van zijn bed. Uit het portret blijkt dat de duivel "opgezwollen lippen had, een wijkende en spitse kin, sikje, oren die harig en puntig waren, haren die recht overeind stonden en ongekamt waren, hondentanden, een puntig achterhoofd, een opgezette borst, een bochel op de rug en trillende billen." De voorboden van al dit onheil begonnen volgens Rodolfus Glaber in 988 toen tijdens de metten een wolf de kathedraal van Orléans binnensloop, tot stomme verbazing van de monniken en de kerkklokken. In Mâcon woonde een koppensneller die maar liefst 48 mensenhoofden in zijn hut bewaarde. De lichamen had hij door honger gedreven, opgegeten. Kannibalisme was trouwens wijdverbreid. Op de markt van het iets noordelijker gelegen Tournus was kant en klaar gekookt mensenvlees te koop. laatst bijgewerkt: 09-12-08 |