2 |
Tijdperken |
![]() |
Klik hier voor het frame van de pagina
De geschiedenis is onderverdeeld in tijdvakken Charles Lyell (1797-1875) De geoloog Charles Lyell was de ontdekker van de trage, geleidelijke verandering van de aardkorst. Zonder deze visie had Darwin nooit de evolutietheorie kunnen bedenken. Want mét de aardkorst verandert ook de levende natuur. Charles Lyell is de grondlegger van de moderne geologie. Hij was, in tegenstelling tot Cuvier, geen catastrofist maar een uniformitarist. Sterker nog, hij was dé grondlegger van het natuurwetenschappelijke uniformitarisme. Deze visie is niet alleen van belang voor de geologie, maar in feite voor álle natuurwetenschappen. Het uniformitarisme poneert drie algemene hoofdstellingen: (1) Natuurwetten veranderen niet. De wetten van de zwaartekracht, bijvoorbeeld, zijn nu identiek aan vroeger, en zullen ook in de toekomst niet veranderen. (2) Ook de mate waarin natuurkrachten nu werken, of de sterkte van natuurkrachten, veranderd hoegenaamd niet. Erosie, bijvoorbeeld, werkt nu even krachtig als vroeger. (3) De processen die vorm geven aan de aardkorst zijn ook nooit veranderd. Zoals erosie of sedimentatie nu verloopt, verliepen deze processen ook in het verleden. De eerste twee stellingen zijn overigens niet nieuw, zij maakten bijvoorbeeld (in iets andere vorm) ook deel uit van Aristoteles visie op de orde in de natuur. De derde, puur geologische stelling, is echter van doorslaggevend belang geweest voor onze huidige visie op de ontwikkeling van de aardkorst en van het leven op aarde. Volgens Lyell is er ook geen enkele noodzaak om catastrofen te veronderstellen: geleidelijk werkende natuurkrachten zoals tectoniek, sedimentatie en erosie volstaan om het huidige uiterlijk van de aardkorst te verklaren. Lyell schreef de 'Principles of Geology', een basiswerk van de moderne geologie. Hij deelde de aardlagen op in vier periodes van jong naar oud: Recente Periode, Tertiaire Periode, Secundaire Periode en Primaire Periode. Deze namen werden al gauw tot Primair, Secundair, Tertiair en Quartair vervormd. Quartair en Tertiair wordt nog steeds gebruikt als onderverdeling van het Kaenozoïcum. Het Secundair komt overeen met het Mesozoïcum en het jongste deel van het Paleozoïcum. Het Primair waren alle afzettingen die gevormd waren vóór het Karboon. Lyell maakte onderscheid tussen gelaagde (strata) en ongelaagde gesteenten (plutonics). De oudste strata liggen onderop, terwijl de oudste plutonics aan top liggen. Lyell wist dat zijn periodes lang hebben geduurd, maar wist nog niet hoelang. |
|
Hiërarchie in de aardse tijdvakken Geologische tijden hebben een hiërarchie. De aardgeschiedenis wordt onderverdeeld in eonen, die op zich onderverdeeld worden in era's. Een era is opgesplitst in perioden en tot slot kunnen deze weer in tijdvakken opgedeeld zijn. Echter, als je over de gesteenten praat die in een bepaalde periode gevormd zijn, dan spreekt men over systemen. Deze worden weer opgesplitst in series. Dit heeft een filosofische achtergrond en wordt door een heleboel mensen als onzin beschouwd. Het verschil wordt in de Nederlandse taal teruggevonden door aan periodes en tijdvakken hoofdletters toe te kennen en aan systemen en series niet. Zo omschrijft de Van Dale 'Plioceen' als het 'jongste tijdvak van het Tertiair' en 'plioceen' als 'het geheel van gesteenten gevormd in het Plioceen'. Eonen: de supergrote lijn We delen de aardgeschiedenis op in vier eonen: het Priscoïcum, het Archaeïcum, het Proterozoïcum en het Phanerozoïcum. Priscoïcum, Archaïcum en Proterozoïcum worden samen Pre-Cambrium genoemd en duurde in totaal 4 miljard jaar. We kunnen het zien als de aanlooptijd tot het laatste eon, dat 540 miljoen jaar geleden begon: Het Phanerozoïcum, het eon waarin het meercellige leven met skeletten de aarde ging domineren. |
Laatst bijgewerkt: 03-12-04 |