731

Hominidae in het Mioceen (23,5 - 6 mjg)

Klik Hier voor de framepagina
Vanaf het Midden Mioceen (ca. 15 - 10 miljoen jaar geleden) begon de aarde af te koelen en begonnen de regenwouden zich terug te trekken en plaats te maken voor open vlakten. De grotere apen (Hominidae) konden niet meer van tak tot tak springen, maar moesten klimmen of slingeren. Een staart om zich tijdens de vlucht in evenwicht te houden, hadden ze niet meer nodig. Ook namen deze Hominidae toe in omvang. Sommige werden zo groot, dat ze permanent op de grond gingen leven, zoals de Pierolapithecus catalaunicus (Onderfamilie Dryopithecinae. Deze heeft zich volledig aan het grondleven aangepast.

Het koelere en drogere klimaat aan het eind van het Mioceen (10 - 5,2 miljoen jaar geleden) leidde ertoe dat het verspreidingsgebied van de Primaten  zich beperkte tot de equatoriale zone. De Mensachtigen werden groter en sterker gespecialiseerd. 

De eerste Mensachtigen waren van oorsprong bomenklimmende dieren, maar in het Mioceen maakten de bossen plaats voor graslanden. De Mensachtigen die niet wegtrokken op zoek naar overgebleven woud rond de evenaar, moesten zich aanpassen in een wereld waar ze meer tijd op de grond doorbrachten. In het Mioceen waren de veranderingen nog maar klein, 

Ergens tussen de 15 en 11 miljoen jaar geleden vond de laatste cruciale aftakking plaats, toen de Hominidae zich afsplitsten van de Mensachtigen (Hominoidea) Het was het moment waarop onze voorvaderen ophielden ‘aap’ te zijn, en zich begonnen te ontwikkelen tot handige, intelligente wezens met steeds menselijker trekjes. 

De Hominidae brachten nog steeds het grootste deel van hun tijd in de bomen door. Pas later zouden ze zich echt op de grond gaan thuis voelen, wat resulteerden in de Hominini, de rechtoplopende apen.

rechts: De Onderfamilie Dryopithecinae, die ca. 18 miljoen jaar geleden ontstond, staat dicht bij de de gorilla en de chimpansee. Zij speelden in het Midden-Mioceen (ca. 16 - 12 miljoen jaar geleden) een grote rol in Indië en Afrika. Ook kwamen de Dryopithecinae voor in Europa.

Aan het eind van het Mioceen ontstonden de Hominini, de rechtoplopende apen en onze directe voorouders.
Eigenlijk was het voor alle primaten een goede tijd, behalve de Hominini leefden er ook veel andere mensapen zoals de Gigantopithecus en de Ramapithecus (beiden Onderfamilies van de Orang Oetans (Ponginae). De Hominiden ontwikkelden hun rechtopgaande gang omdat dit efficiënter was in een savanne. In het open terrein is het als aap beter om op twee dan op vier benen te lopen.

De Sahelanthropus tchadensis , die 7 tot 6 miljoen jaar geleden ontstond, had typische Homokenmerken, waaronder een nogal plat gezicht en Homo-erectus-achtige wenkbrauwbogen. 

Omstreeks 5 miljoen jaar geleden hebben er verschillende hominide soorten bestaan, die verschilden in de mate waarin ze rechtop liepen. 

De Orrorin tugunensis, ongeveer even groot als een moderne chimpansee, kon goed klimmen in de bomen, maar ook rechtop lopen, had een mensachtig gebit en zou daarom de overgang van mensaap naar mens kunnen markeren. De tanden van de Orrorin Tugunensis waren klein en hadden een dik glazuur. 

De Ardipithecus Ramidus was waarschijnlijk een van de vele Hominiden die 6 tot 4,5 miljoen jaar geleden leefde in Oost-Afrika. Deze soort liep niet rechtop. vermoedelijk stamde hij af van de Sahelanthropus Tchadensis. Resten van de Ardipithecus Ramidus zijn gevonden in de Awash-vallei in Ethiopië (5,6 miljoen jaar oud).

ca. 15 mjg. Superfamilie Kenyapithecinae (Hominini)

ca. 14 - 10 mjg Sivapithecinae (Ramapithecinae) (Ponginae)

ca. 13 mjg. Pierolapithecus catalaunicus (Hominidae)

laatst bijgewerkt: 04-11-09

colofon