487 | Zoogdieren in het Oligoceen (33,9 - 23,03 mjg.) | ![]() |
![]() |
Tijdlijn |
||
33,9 mjg. | Begin van het Oligoceen | |
Pyrotherium | ||
33 mjg. | Propliopithecus (Aegyptopithecus) | |
Zwijnen (Varkens) | ||
25 mjg. | De Mensachtigen (Hominoidea) scheiden zich af van de Smalneusapen. De andere tak gaat verder als Apen van de Oude Wereld. | |
23,03 mjg. | Einde van het Oligoceen |
Tijdens het Oligoceen heersten de dieren voor wie grootte belangrijk was. Nog steeds leefden de Brontotheren. Zij hadden gezelschap gekregen van Indricotheren, oeroude leden van de Neushoornfamilie, Chalicotheren uit het late Eoceen en Neushoorns. De roofdieren waren Mesonychiden (Adrewsarchus) en Creodonten, groep primitieve roofdieren uit het vroeg Eoceen, waartoe de Hyaenodon behoorde. Ook zij hadden enorme groottes bereikt. En niet te vergeten de Entelodonten, de enorme aaseters. Rechts: Brontothere |
![]() |
![]() |
Voor al deze dieren was het goed om groot te zijn. Niet alleen konden ze zich dan beter verdedigen tegen rovers, of konden de rovers juist beter hun prooi grijpen, ze konden ook langer zonder water of voedsel in barre tijden. Bijvoorbeeld in het droge seizoen.
Linka: Chalicotheria |
Roofdieren, zoals de Andrewsarchus werden groter om op deze planteneters te kunnen jagen. In Azië werden ze het grootst. De landzoogdieren daar waren de grootste die ooit geleefd hebben en ze moesten hun jongen verdedigen tegen roofdieren zo groot als neushoorns. |
Tijdens het Oligoceen stierven de Multituberculata, een oude groep zoogdieren die uit het Krijt stamden, uit. (De Multituberculata waren de eerste plantenetende zoogdieren en waren in het Jura en Krijt waren de meest voorkomende zoogdieren)
Voordat we in het heden aankomen stonden er nog twee grote gebeurtenissen te wachten; de ijstijden en het ontstaan van het gras. Gras kunnen we tegenwoordig niet meer uit ons leven wegdenken, maar het is feitelijk iets van de laatste miljoenen jaren. Gras fossiliseerd niet zo goed, maar we denken dat de eerste grassen ontstonden ergens in het Oligoceen, 25 miljoen jaar geleden. In dat prille begin waren er nog niet veel dieren die zich met gras voeden. Gras is nou niet bepaald het voedzaamste en goed verteerbaarste voedsel, bovendien kwam het nog niet zo veel voor toedertijd en de dieren hadden nog geen tijd gehad om zich er aan aan te passen. Maar het zou niet lang meer duren voordat dat gebeurde. De planteneters, w.o. de Indricotheria, oeroude leden van de Neushoornfamilie, werden reusachtig om perioden van voedselschaarste en droogte te kunnen overleven.
|
![]() |
![]() |
Aan het begin van het Oligoceen ontwikkelden zich slimmere, grotere en agressievere apen. Fossielen, gevonden in de Laagte van Al-Fajoem (Egypte) maken duidelijk hoe de Antropoïden ("Echte Apen") veranderden. Catopithecus had de schedel van een kleine aap, een relatief plat gezicht en een benige structuur die de oogkassen aan de achterzijde dicht maakten. Het is de eerste Antropoïde met dezelfde tandformule als de mens: 2 snijtanden, 1 hoektand, twee voorkiezen en 3 kiezen. Tijdens het vroeg-Oligoceen ontwikkelden zich de eerste Katachtigen. |
![]() |
![]() Gemaakt: 21-11-09 |