6050 Het Heilige Roomse Rijk (1200 - 1500)
Heilige Roomse Rijk (1000 - 1200)

Klik hier voor het frame van de pagina

In 1211 werd de zoon van Hendrik VI, Frederik II, die toen zijn vader stierf nog minderjarig was, tot koning gekroond. Opgegroeid in het door hem geliefde Koninkrijk Sicilië trok hij in 1212 naar Duitsland. Hij kreeg al gauw het Staufische zuidwesten in handen en Otto IV werd gedwongen tot terugtrekking naar het noorden. Frederik II kwam weer aan de macht in Duitsland nadat Otto IV als bondgenoot van Jan zonder Land, koning van Engeland, en van Ferrand, graaf van Vlaanderen, in de slag bij Bouvines zijn meerdere had moeten erkennen in de Franse koning Filips II Augustus. In 1220 werd Frederik ook tot keizer gekroond en gaf hij Duitsland in beheer aan zijn zoon Hendrik (VII), zodat hij zichzelf kon toespitsen op het bestuur van het Siciliaanse Rijk. Teruggekeerd in Duitsland, waar zijn zoon Hendrik VII zich de woede op zijn hals had gehaald door tegen de landsvorsten te ageren, zag Frederik zich genoodzaakt hem af te zetten. Hij werd in 1232 gedwongen de rechten van de landsvorsten in een verdrag te erkennen. In deze Statutum in favorem principum, een verdrag dat leek op hetgeen hij in 1213 met de kerkelijke vorsten had gesloten, gaf hij diverse koninklijke rechten op. Zijn op een na oudste zoon Koenraad IV werd gekroond tot koning van Duitsland.

Het Interregnum (1254-1273)

Na de dood van Koenraad IV en van de tegenkoning Willem van Holland werden in 1257 Richard van Cornwall en Alfons van Kastilië verkozen. Deze periode van rivaliserende heersers staat bekend als het Interregnum en kwam in 1273 ten einde toen Rudolf I van Habsburg tot koning werd verkozen. 

De huizen Habsburg, Wittelsbach en Luxemburg (1273-1437)

Vanaf 1300 begon het rijk op alle fronten terrein te verliezen. Het mislukken van de onderhandelingen tussen keizer Lodewijk IV de paus leidde in 1338 tot de verklaring van Rhense dat de zes keurvorsten gezamenlijk of met meerderheid de koninklijke titel en de regering over het keizerrijk konder overdragen zonder pauselijke toestemming.

Van 1346 tot 1378 probeerde keizer Karel IV, koning van Bohemen, het keizerlijk gezag te herstellen. Rond het midden van de 14e eeuw teisterde de zwarte dood Duitsland evenals de rest van Europa. Joden werden op religieuze en economische gronden vervolgd, velen vluchtten naar Polen.

In 1356 werd bepaald dat de keizer in de toekomst door zeven keurvorsten diende te worden gekozen: de aartsbisschoppen van Mainz, Trier en Keulen, de koning van Bohemen, de paltsgraaf van de Palts, de hertog van Saksen en de markgraaf van Brandenburg.

Na de rampen van de 14e eeuw kwam de vroeg moderne Europese samenleving lanzgzaam tot stand als gevolg van economische, relegieuze en politieke veranderingen. De zich ontwikkelende geldeconomie veroorzaakte ontevredenheid onder ridders en boeren. Geleidelijk ontstond vanuit het feodale systeem een protokapitalistisch systeem.

Het opkomen van huurlegers en voetsoldaten ondermijnde het monopolie van de ridders op het gebruik van geweld.

Vanuit het zuidoosten, het huidige Oostenrijk en Slovenië, breidden de Habsburgers vanaf 1438 tot 1526 en later geleidelijk hun gebied uit. Na de dood van de Jagiellonen werden Bohemen en Moravië hieraan toegevoegd. Zij wisten de kroon van het Heilige Roomse Rijk tot 1806 te behouden.

Deze omstandigheden zorgden er echter voor dat Duitsland zich niet op dezelfde wijze verenigden tot een centraal rijk zoals Engeland en Frankrijk dat in deze periode deden. 

De rijksnaam veranderde in de 13e eeuw in "Het Heilige Roomse Rijk" ("das Heilige Römische Reich")

Laatst bijgewerkt: 23-12-08

colofon