8225

Cacao en chocolade

  Chocolade komt oorspronkelijk uit het noorden van Zuid-Amerika, uit de stroomgebieden van de Amazone en de Orinoco. Van daar uit vond verspreiding in verschillende richtingen plaats, onder andere naar Midden-Amerika. De cacaocultus is zó oud, dat het begin ervan in de duistere prehistorie van die landen verloren is gegaan. Onder de bewoners van Mexico en aangrenzende landen, vooral de Mayavolken en de Azteken, was het gebruik van cacao reeds eeuwenlang bekend voordat Columbus Amerika ontdekte.

De Azteken verbonden cacao met Xochiquetzal, de godin van de vruchtbaarheid. Zij dronken een chocoladedrank, xocoatl, vaak op smaak gebracht met vanille, chilipeper en piment. Suiker voegden zij er niet aan toe. De drank zou vermoeidheid tegengaan, hetgeen wordt veroorzaakt door de cafeïne in de cacao. Een Spaanse jezuïtische missionaris, Jose de Acosta, die aan het eind van de 16e eeuw in Peru en Mexico woonde, schreef hier al over. De drank werd onder andere gebruikt aan het hof van keizer Moctezuma. Cacaobonen waren erg kostbaar. Ze werden behalve als genotmiddel ook gebruikt als betaalmiddel. De waarde van de cacao als betaalmiddel was groot: een konijn kostte toentertijd 10 cacaobonen en een slaaf was voor 100 bonen te koop. De grote hoeveelheden cacaobonen in de schatkamers van keizer Montezuma noemden de Spanjaarden "geldamandelen".

  Europa leerde pas in 1528 de cacao kennen toen de Spaanse ontdekkingsreiziger Fernando Cortez terugkeerde van zijn veroveringstochten in Mexico. Onder de door Cortez meegebrachte schatten bevonden zich ook grote hoeveelheden cacaobonen. Cortez had in zijn berichten aan Keizer Karel V reeds geschreven over de uitgebreide cultuur in Mexico van de cacao. 

Benzoni, een Milanees in dienst van het Spaanse leger, gaf in 1565 een boek uit over Mexico, waarin hij een beschrijving geeft van de cacaodrank. De cacaobonen werden geroosterd en daarna met water aangeroerd onder toevoeging van wat peper. Je kunt je nu nauwelijks voorstellen dat zoiets lekker was! In de Hollandse vertaling van het boek van Benzoni, die in 1660 te Amsterdam verscheen, schrijft men dan ook over een brouwsel: "hetwelk veeleer gelijckt eenen dranck voor verckens als voor menschen; sijne smake is wat bitter, het verslaet den dorst en ververscht het lichaam, doch en maeckt niet droncken".

In 1585 werd chocolade voor het eerst op commerciële schaal van Veracruz naar Sevilla vervoerd. Chocolade werd toen alleen gedronken, waarbij de Europeanen er suiker aan toevoegden en de chilipeper weglieten. In 1615 werd de chocoladedrank bij officiële audiënties bij de Franse Koning ingevoerd. Later werd dit door bezuinigingen weer afgeschaft. In het midden van de zeventiende eeuw kwamen in Nederland speciale koffie- en chocoladehuizen. 

De Spanjaarden die in Amerika woonden ontdekten dat er lekkere chocoladekoekjes konden worden gemaakt door suiker aan de cacaopasta toe te voegen. De Spaanse kolonisten hebben de bereiding en gebruik van cacao bijna een eeuw lang geheim weten te houden; op den duur raakte het recept echter bekend. Aan het Spaanse hof gebruikte men de chocolade en door de Spaanse gezanten vond een verdere verspreiding over Europa plaats. De Nederlanders hebben als zeevaarders een zeer belangrijke rol in de cacaohandel gehad. Oorspronkelijk was Zeeland het gebied waar veel cacaofabrieken stonden en nog steeds is Amsterdam de belangrijkste wereldhaven voor cacao.

 
  cacaobonen Gedroogde cacaobonen
  De eerste chocoladefabriek verrees in 1728 in Engeland. In 1760 kwamen er fabrieken in Duitsland en Frankrijk. Eind 18e eeuw begon chocolade in prijs te dalen, zodat het een echte volksdrank kon worden.

In 1819 werd in de eerste Zwitserse fabriek Zwitserse chocolade gefabriceerd. In 1824 begon Blooker met de productie van cacao en chocolade in Nederland en in 1828 deed Casparus van Houten sr. een belangrijke uitvinding waarmee op eenvoudige wijze het vet van de cacaomassa kon worden gescheiden. Deze techniek kreeg wereldwijd navolging. In 1840 werd in Amsterdam de chocoladefabriek Bensdorp opgericht en in 1844 opende Grootes een cacaofabriek in Westzaan.

Rechts: Chocoladeketel (19e eeuw)

 

 

 

 

 

 

 

 

De eerste eetbare chocolade zou in 1847 zijn gemaakt door de Britse Quaker Joseph Fry. De Quaker-families Fry, Cadbury en Rowntree waren twee eeuwen in de chocolade-industrie actief. Vanaf 1863 verkocht banket- en koekbakker Jahannes Gerardus Droste in zijn winkel in Haarlem chocoladepastilles (ronde platte chocolaadjes).

De eerste verpakte chocoladerepen werden geproduceerd ca.1853. Op de Wereldtentoonstelling in London werd namelijk een zogenaamde repenmachine geëxposeerd. Vermoedelijk had het Franse concern Menier de eerste chocoladerepen in commercieel gebruik. 

In Nederland werd de chocoladereep in 1898 op de markt gebracht door Kwatta in Breda. Vanaf dat ging adverteren met dit nieuwe product. In 1907 was het leger een grote afnemer van deze zogenaamde "manoeuvrerepen". Al gauw kwamen ook andere fabrikanten (w.o. van Houten in Weesp)  met een soortgelijk product, maar staakte in 1911 de chocoladeproductie om zich beter te kunnen toeleggen op andere, winstgevender producten: cacaopoeder en cacaoboter. Pas in 1923 ging van Houten het opnieuw proberen in het segment chocolade.

Rechts: Op de Kwatta chocoladerepen zaten vroeger zegeltjes in de vorm van een ovaal, met daarin soldaatje. 
Met deze zegeltjes kon je sparen voor dit "Kwatta soldaatje".

(met dank aan Peter van Dam, die een onderzoek doet naar de bedrijfsgeschiedenis van de firma van Houten)

zie ook de website: ChocoArte

  laatst aangepast: 05-04-10

colofon