8227 |
Hollanders op de Molukken |
![]() |
In het begin van de vaart op Azië waren peper en fijne specerijen het primaire doel van de Nederlandse kooplieden. Daarom richtten zij hun aandacht voornamelijk op de Indische Archipel, waar het merendeel van de specerijen vandaan kwam. Het belangrijkste handelscentrum was Bantam, een plaats waar bovendien de Portugezen geen invloed hadden. Cornelis de Houtman had daar reeds in 1596 zijn lading ingenomen en ook door de volgende expedities werd Bantam door de Nederlanders bezocht. Maar zij wilden verder. Op 3 maart 1599 voer Wybrand van Warwijck, bewindvoerder van vier van de allereerste Indië-vaarders de Baai van Hila binnen. De Hituezen vroegen de Nederlanders om bescherming, maar daarvoor moest eerst toestemming gevraagd worden aan Prins Maurits. Nadat het Nederlandse schip was weggezeild stelde de kapitein van de Portugezen de Hituezen voor vrede te sluiten en de rust te herstellen. Maar deze weigerden omdat zij de overeenkomst van het kruidnagelmonopolie met kapitein Steven van der Hagen niet wilden schenden. In opdracht van de Compagnie van Verre bleef Steven van der Haghen in 1600 met een garnizoentje van 27 man achter op Ambon. Als tegenprestatie mochten de Nederlanders een fort in Kaitetu bouwen, in de buurt van Hila. Samen met de Hituezen en het garnizoen bouwt hij op deze hoge rotspunt het Kasteel van Verre: de eerste Nederlandse vestiging in de Oost-Indische archipel. Hier op Ambon werd de meeste kruidnagel verbouwd. De VOC sloot een verbond met de Hituezen voor het alleenrecht om kruidnagelen te mogen kopen, in ruil voor bescherming en samenwerking. Na vestiging van de Nederlanders kwamen de Ambonezen weer terug naar het strand om handel te drijven in nootmuskaat en kruidnagel. Van der Hagen keerde op 22 februari 1605 terug op Ambon en de volgende dag veroverde hij zonder veel tegenstand het Portugese kasteel op Ambon. Daardoor verwierf Van der Haghen het eerste kruidnagelmonopolie voor de VOC in de Molukken. Van der Hagen stelde Frederik de Houtman aan als eerste gouverneur van Ambon. Hij stuurde viceadmiraal Cornelis Bastiaansz. met vijf schepen uit om het grote Spaanse fort bij Tidore te veroveren, hetgeen na een zware strijd lukte. Bastiaansz. liet echter een te zwakke bezetting achter, zodat het kort daarop weer kon worden heroverd door de Spanjaarden. Van der hagen breidde het Portugese fort uit tot een groot kasteel, Fort Victoria. Frederik de Houtman werd aangesteld als eerste landvoogd van Amboina. In 1611 werd de Houtman opgevolgd door Pieter Both. Ambon bleef tot 1619 zetel van de Gouverneur-generaal totdat Batavia deze rol overnam. Vanaf dat moment was Ambon een Gouvernement met een gouverneur tot 1799. Fort Victoria zou drie en een halve eeuw het centrum van de koloniale macht in de Molukken blijven. Van hieruit sloot de VOC exclusieve contracten met de kruidnagel-leveranciers. De landvoogd had zo'n 900 Europese ambtenaren tot zijn beschikking om zijn gezag te handhaven. Daarnaast bouwde de VOC een reeks andere stenen forten, waaronder Fort Amsterdam op Ambon (1639) ter vervanging van het Kasteel van Verre aan de Baai van Hila, Fort Zeelandia op Haroekoe en Fort Duurstede op Saparoea. Ambon was een belangrijke handelsplaats voor de VOC; hier werd de meeste kruidnagel verbouwd van de gehele Indische Archipel. Voor de VOC was het van uiterst belang om de controle over de kruidnagelhandel te verkrijgen en behouden. Als Engelse, Spaanse en Aziatische landen veel hogere prijzen boden voor de kruidnagelen ontdoken de Hituezen de contracten. In plaats van de contracten te herzien, probeerde de VOC ze met harde hand af te dwingen. Ruim dertig jaar Ambonse Oorlogen is het gevolg. Fort Amsterdam aan de Baai van Hila bij Kaitetu was ca. 50 meter in omtrek, gebouwd van bakstenen uit Nederland. Het Fort diende was als vesting tegen de zeerovers van Ternate en de Noord-Molukken die de dorpen langs de kust teisterden en de bevolking dwongen het binnenland in te trekken en tegen de Portugezen. Van der Hagen was een van de weinigen die protesteerde tegen het harde beleid van de bewindhebbers, die uit waren op een monopolie en de levering van kruidnagelen, daarbij de Spanjaarden, Portugezen, Engelsen of Aziatische handelaren zoveel mogelijk dwarszittend. Laurens Reael en Steven van der Hagen schreven met afkeuring over de meedogenloze manier waarop Heeren XVII met de belangen en het recht van de Molukse bevolking omsprongen. In 1623 werden op Ambon tien Engelsen, negen Japanners en een Portugees onthoofd, een gebeurtenis die in Groot-Brittannië bekend werd als de Amboyna Massacre. Deze massaterechtstelling, op slecht gefundeerde beschuldigingen van verraad en door marteling verkregen bekentenissen, beschadigde de verhoudingen tussen Nederland en Engeland en vormde een van de voorwendselen voor de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog. Na het incident trokken de Engelsen zich uit Ambon terug. De Engelsen gebruikten de Amboyna Massacre later als rechtvaardiging voor de inlijving van Nieuw-Nederland (waaronder Nieuw-Amsterdam, het huidige New York). Behalve het onderwerpen van de bewoners moest ook de concurrentie buiten spel te worden gezet. De Portugezen waren al vrij snel verdreven, maar hun plaats was ingenomen door de Spanjaarden die vanuit hun basis te Manilla het gebied waren binnengedrongen. Zij voerden echter geen actieve handelspolitiek en werden steeds minder als een dreiging gezien. Tenslotte trokken zij zich in 1622 uit hun fort te Ternate terug. De Engelsen trokken zich na de Amboyna Massacre ' in 1623 uit het gebied terug. Tijdens regelmatige militaire inspecties, de zogenaamde hongi-tochten, werden "illegale" kruidnagelbomen gekapt. Vaak werden hierbij hele plantages vernield en dorpen platgebrand. In 1651 brak een grote opstand tegen de VOC uit, de Grote Ambonse Oorlog of Hoamoalese Oorlog (1651-1659), toen Majira, een plaatselijke leider op Ceram, weigerde een deel van de aanplant te vernielen en het recht eiste zijn kruidnagel te verkopen aan andere partijen. De gouverneur van de Molukken, Arnold de Vlamingh van Oudshoorn, onderdrukte de opstand met harde hand. Hierna had de VOC haar monopolie nog steviger in handen. Op 17 februari 1674 trof een tsunami Ambon en de omringende eilanden. De ramp kostte 2243 mensen het leven. Fort Victoria, werd in 1754 zwaar beschadigd door een vulkaanuitbarsting en opnieuw opgebouwd als Nieuw Victoria. Aan het eind van de 18e eeuw verloor Ambon haar positie als centrum van de kruidnagelhandel, nadat Franse avonturiers rond 1770 kruidnagelplantjes naar Mauritius en andere Franse eilanden hadden gesmokkeld. In 1796, een jaar nadat Franse revolutionaire troepen Nederland binnenvielen en de Bataafse Republiek werd uitgeroepen, werd Ambon bezet door Britse troepen. De VOC werd rond 1799 opgeheven, waarmee er ook een einde kwam van Amboina als VOC-gebied. Nederland kreeg Ambon terug bij de Vrede van Amiens (1802) maar de Britten namen het eiland in 1810 nogmaals in. Na de Franse tijd kwam Ambon in 1814 weer in Nederlandse handen. In 1817 brak een nieuwe bloedige opstand tegen het Nederlandse gezag uit op Ambon. Datzelfde jaar werden de eilanden deel van het nieuwe Gouvernement der Molukken, bestuurd door een gouverneur die op Ambon zetelde. Nadat hier een aantal eilanden van waren afgescheiden, werd dit in 1867 de residentie Amboina. Vanaf 1925 werd het weer deel van een nieuw Gouvernement der Molukken, van 1935 tot 1949 de residentie Molukken geheten. De bestuurszetel was altijd Ambon. |
Gemaakt: 13-06-10 |