4702 |
Ghana (700 - 1200) - Kanem-Bornoe (800 - 1800) |
Afrika (1000 v. Chr. - 700 n. Chr.) |
Ghana werd pas een belangrijk machtscentrum aan het eind van het millennium. Omdat het rijk aan de rand van hun woongebied van de Berbers lag werd het gaandeweg gedomineerd door de Soninké, een Mande-sprekende volk van akkerbouwers, dat oorspronkelijk op de wijde grasvlakten van noordelijk centraal Afrika (de Westelijke Soedan) aan de rand van de Sahara woonde en nog steeds in dit gebied woont. Net aan de rand van de woestijn bouwden zij hun hoofdstad Kumbi Saleh, dat al snel een belangrijk eindpunt werd van de karavaanroutes door de Sahara. De Sahara had eeuwenlang een grote barričre gevormd voor het handelsverkeer in NoordAfrika. Dat veranderde, toen men omstreeks 750 onder invloed van Islamitische volkeren in Noord- en West-Afrika gebruik begon te maken van de kameel voor het vervoeren van handelswaren door dit onaanlokkelijke gebied. Kamelen kunnen behalve grote en zware lasten dragen over grote afstanden ook goed lopen door zanderig terrein. In de 8e en 9e eeuw gingen de Arabieren zich bemoeien met de handel door de Sahara. Zij stichtten belangrijke handelssteden, zoals Sjilmassa in Zuid-Marokko. Het Ghana-rijk in West-Afrika (ca. 700 - 1000) |
Dankzij deze handel in goud, ivoor, zout, koper en slaven dwars door de Sahara, groeide Ghana in de 8e en 9e eeuw uit tot een machtig rijk. Aangrenzende volkeren werden schatplichtig gemaakt. Veel van de macht en rijkdom van deze rijken was te danken aan het goud. De goudweg dateert van voor de Phoenicische nederzettingen langs Noord-Afrika's kust, maar de belangrijkste periode brak aan na de verovering van Noord-Afrika door de Moslim Arabieren in de 7e en 8e eeuw, gevolgd door een grote stroom Islamitische kooplieden.
Het Ghanarijk werd geregeerd door de koning, die de Ghana werd genoemd, en waar later de naam van het land is ontleend. Het koningschap was, net als alle monarchieén in het Sahelgebied, matrileneaal: niet de zoon van de koning, maar zijn zuster zorgde voor de erfgenaam van de troon. Behalve aanvoerder van het leger, was de koning ook de hoogste rechter van zijn koninkrijk. |
In de 10e eeuw maakte de Arabische geograaf Ibn Hawqal melding van de stad Awdoghast, gelegen in de Sahara. In de elfde eeuw, net een paar jaar nadat Willem de Veroveraar in 1066 Engeland had veroverd, stelde al-Bakri van Córdoba, een Spaans-Arabisch aardrijkskundige, zijn "Boek van Wegen en Koninkrijken", samen, een soort reisgids voor Afrika. Hierin beschreef hij onder andere deze zelfde stad als "een grote stad met verscheidene markten, vele dadelpalmen en hennabomen, zo groot als olijfbomen... vol met prachtige huizen en solide gebouwen." |
De West-Afrikaanse handelssteden buitten vanaf het begin af aan hun voordelige positie voor de tussenhandel uit. Zij beheersten de export van goud naar het noorden en de import van zout, bestemd voor de hete en ontzilte gebieden van binnen-Afrika. Met het verstrijken van de jaren vergaarden deze steden enorme rijkdom. In dezelfde periode liet ook de invloed van de Islam zich gelden en met de nieuwe godsdienst kwam ook de kunst van het lezen en schrijven, ontstond er een traditie van studie en kwamen een wetboek, het gebruik van geld en van krediet. De inwoners van de steden werden nu met recht "stedelingen", met meer onderwijs, vrije tijd en comfort. |
Zout was een van de belangrijkste producten voor de handel van Afrika en was een even gangbaar ruilmiddel als goud. De voornaamste bron voor zout was de Sahara, waar het gewoonlijk werd gedolven door water in gaten in de zouthoudende grond te gieten. Dat water loste het zout in de bodem op en wat overbleef was ruw zout. Op sommige plaatsen, zoals bij Taghaza in Mali, kwam zout nagenoeg puur voor en behoefde alleen maar te worden afgegraven. Het zout van dat gebied, aldus de zestiende eeuwse geleerde Leo Africanus, was "witter dan enig marmer". Ibn Battoeta, een Berber-geleerde, die in 1352 de Sahara doorkruiste, verbleef enige tijd in de "zoutstad" Taghaza.
Hij beschreef die stad als "een onaantrekkelijk dorp met de eigenaardige bijzonderheid dat de huizen en moskeeën er gebouwd zijn van blokken zout, overdekt met kamelenhuiden. Er zijn daar geen bomen, er is niets dan zand. In dat zand ligt een zoutmijn; zij graven er naar zout en vinden dit in dikke plakken op elkaar liggen, alsof zij met gereedschap vierkant waren gemaakt on onder het oppervlak van de aarde waren gelegd." rechts: kaart van Noord-Afrika en het Midden-Oosten van de Arabische geograaf Ibn Hawqal (10e eeuw) |
De Toearegs zorgden ervoor dat de Islam zich in de 8e eeuw verspreidde over het gehele Sahelgbied, behalve in Ghana. Moslims mochten zich daar wel in de steden vestigen en mochten ook overheidsfuncties bekleden. De stad Kumbi-Saleh bestond al snel uit twee delen, een islamitisch deel en een traditioneel Afrikaans deel. In de 11e eeuw ging de sociale bovenlaag van de Soninké over tot de islam. Het gewone volk bleef de traditionele godsdiensten trouw. Het noordelijke deel van het rijk raakte men kwijt aan de Islamitische Berbers, die zichzelf Almoraviden (Moren) noemden en het Ghana-rijk oorspronkelijk hadden gesticht. Aanvankelijk herstelde het Ghanarijk zich hiervan, maar in 1075 begonnen de Almoraviden tegen Ghana een "jihad" (heilige oorlog). Wat er toen precies is gebeurd, weten we niet. Sommigen zeggen dat de Almoraviden het Ghana rijk hebben verwoest. Volgens anderen hebben de Ghanezen zich tot de Islam bekeerd en hebben zij zich bij de Almoraviden aangesloten bij de verspreiding van de Islam over Noord-Afrika. |
Na 1100 ging het met de militaire en economische betekenis van Ghana bergafwaarts en raakte het rijk steeds meer in verval doordat het haar monopoliepositie kwijtraakte. Ook liepen de nieuwe handelsroutes niet meer door hun woongebied, werd het klimaat droger en was er door overbegrazing geen akkerbouw meer mogelijk. Omstreeks 1150 werd het koninkrijk Ghana geannexeerd door het Koninkrijk Mali (1200 - 1500). Een korte tijd (1180 - 1230) regeerden de Soso, die fel tegen de Islam gekeerd waren, over een rijk dat delen van het vroegere zuiden van Ghana omvatte. De Almoraviden voorkwamen dat gedurende een eeuw daarna in de Sahel nieuwe rijken van enige betekenis tot ontwikkeling kwamen. |
Kanem - Bornoe (800 - 1800) Omstreeks 800 ontstond in het binnenland van Noord-Afrika de feodale staat Kanem. De heersers van Kanem gingen omstreeks 1100 over tot de Islam. Omstreeks 1450 kwam in dit gebied de Bornoe-dynastie aan de macht. Meer dan 200 terroriseerden de ruiters van Bornoe de midden-Soedan. Zij vielen aan in gesloten gelederen onder de schrille klanken van hun lange oorlogstrompetten. De Europeanen hadden al in de 16e eeuw van deze Bornoe's gehoord en van hun veldtochten tegen zwakkere buurvolken, zoals de Boelala's. - Ibn Fartoea (16e eeuw) beschreef de regering van Mai Idris Aloema Gemaakt: 19-04-04; laatst bijgewerkt: 30-04-04 |