6237 |
St. Elizabethsvloed (1421) |
In 1421 dreef den storm uit het Noord-Westen de zee over dijken en dammen heen in de Groote of Zuid-Hollandse Waard in de buurt van Dordrecht. Heel het land tussen Zevenbergen, Geertruidenberg en Dordrecht veranderde in een onafzienbare waterplas. Niet minder dan tweeënzeventig dorpen en gehuchten werden overstroomd, waarvan 45 nimmer weer uit de vloed verrezen. Kastelen, kerken, sloten werden omgeworpen en vee en mensen verdronken bij menigte. Niet minder dan honderdduizend mensen kwamen in de golven om. Tot in het begin van de zestiende eeuw kon men nog torenspitsen en hoge muren zag opsteken. De oorzaak van deze ramp was niet het inklinken van de zeebodem, maar het zoutbranden. Onder de zeeklei zat namelijk een dikke laag veen, die doortrokken was met zout water. De mensen groeven dit veen af, lieten het opdrogen en verbrandden het. Er bleef dan as met zout over. Die as werd vermengd met zeewater en in grote ijzeren ketels gedaan. De ketels stonden in grote houten schuren (zoutketen). Als het zeewater verdampt was, bleef er zout over. Door het weggraven van het veen werden de dijken zwakker.Bij de grote Sint Elizabeth vloed braken ze het water van de zee overstroomde al het land dat er achter lag. Later ontstond uit het ondergelopen gebied de Biesbosch. |
![]() |
laatst bijgewerkt: 15-12-08 |