3823

Carthago (600 - 300 v. Chr.)

Vanuit Carthago beheersten de Carthagers met hun machtige oorlogsvloot het hele zuidwesten van de Middellandse Zee, van de Straat van Gibraltar tot de oostkust van Sicilië en van de noordkust van Afrika tot Sardinië. De Griekse steden van Magna Graecia (Zuid-Italië) beheersten Tyrrheense Zee, van de oostkust van Sicilië tot de zuidkust van Frankrijk, waar hun kolonie Massilia (Marseilles) al rond 600 v. Chr. was gesticht. Rome berustte in deze status quo. Al in in de 6e eeuw v. Chr. had het verdragen gesloten met Carthago.

De Carthagers kregen in de 6e eeuw v. Chr. wel steeds grotere concurrentie van de Grieken. ± 600 v. Chr. hadden deze aan de zuidkust van Frankrijk hun eerste kolonie: Masillia (Marseille) gesticht en in 550 v. Chr. telde het gebied tussen Spanje en de Zwarte Zee honderden Griekse nederzettingen.De Grieken en Carthagers stonden dan ook meestal vijandig tegenover elkaar. De Carthagers namen bezit van Andalusië, Corsica en Sardinië.

Tussen 587 - 572 veroverde de Babylonische koning Nebuchadnezzar de bloeiende zeehavens langs de Phoenicische kust, waaronder Tyrus. Waarschijnlijk werd in de 5e eeuw v. Chr. de stad Tanger gesticht onder de naam Tingis. (Volgens de Amazighische mythologie werd deze stad gebouwd door de held Sufax. Deze held was de zoon van de godin Tingis (Tindjis) en de Griekse held Heracles. (Hoewel deze veel eerder leefde, namelijk in de 13 eeuw v. Chr.). Sufax gaf de naam Tinga aan de stad die hij bouwde).

Dat de Carthaagse admiraal Himilco de gebieden voorbij Cadiz ging verkennen was daarom niet verwonderlijk.

De bescherming van de handel tegen de concurrerende Griekse steden als Massilia maakte, behalve een sterke vloot, ook kostbare huurlegers (met olifanten en Nubische ruiters) noodzakelijk. 

Het voornaamste exportartikel was purperverf; ook hun olijventeelt was vermaard; zij introduceerden in Italië de granaatappel. De zgn. tegenstelling tussen de imperialistische politiek van de Barciden, die uitbreiding van handelsconnecties overzee diende, en de groep van plantagebezitters als Hanno, die expansie te land in Afrika voorstond, is grotendeels een fictie, daar de meeste senatoren zowel agrarische als commerciële belangen hadden. Ter beveiliging van hun handelsroutes kregen de Carthagers in de 6de eeuw vaste voet in West-Sicilië, Sardinië en de kuststrook van Zuid-Spanje. In 540 stuitten zij – in verbond met de Etrusken – door de zeeslag bij de Phocaeïsche kolonie Aleria (Alalia) op Corsica, de Griekse expansie in het westen. Vanaf de 5de eeuw begonnen de Carthagers in Afrika contacten te leggen naar het oosten (langs de Libische kust tot voorbij Tripoli) en het westen tot buiten de Straat van Gibraltar. Het was hun daarbij minder om volksplantingen te doen dan om handelsfactorijen voor producten uit het binnenland als goud en ivoor.

Op Sicilië werden de Phoeniciërs door Gelo, tiran van Syracuse, in de Slag bij Himera (480) tijdelijk tot staan gebracht, drongen na ca. 400 weer op, maar konden Syracuse niet innemen. Hoewel sinds de 4de eeuw in verdragen met Rome de wederzijdse invloedssferen meermalen waren afgebakend, zouden de Carthagers in de Eerste Punische Oorlog (264–241) door de Romeinen definitief uit Sicilië worden verdreven.

± 600 v. Chr. sloten de Phoeniciërs een verbond met de Etrusken tegen de Grieken.

In 567 v. Chr. belegerde en veroverde Nebuchadnezzar ll van het Nieuw-Babylonische Rijk de stad Tyrus. Na de val van het Babylonische rijk in 540 v. Chr. veroverde Cyrus van Perzië de Phoenicische steden in Kanaän. De Carthagers waren zwaar waren getroffen door de verovering van hun thuissteden. Carthago ontwikkelde zich sindsdien als de nieuwe hoofdstad van een rijk dat bestond uit de vroegere koloniën van de Phoeniciërs. 

 In 550 v. Chr. hield de Carthaagse generaal Mago een succesvolle veldtocht tegen de Grieken op Sicilië en vestigde de 150 jaar durende dynastie der Magoniden

Atlantische handel

De Phoeniciërs interesseerden zich al sinds het begin van de 11e eeuw v. Chr. voor de Atlantische tinhandel. Cadiz zou volgens Griekse, Romeinse en Joodse bronnen al ca. 1100 v. Chr. zijn gesticht en in 9e eeuw hadden de Phoeniciërs verschillende kolonies gesticht aan de Zuid-Spaanse kust (o.a. Malaga). In West-Andalusië waren de Phoeniciërs in contact gekomen met  de Tartessiërs, die volgens de Romeinse geschiedschrijver, Rufus Festus Avienus (ca.. 350 n. Chr.) handel dreven met de bewoners van de "Oestrumniden-Eilanden". Hun eigen handelsgoederen ruilden zij daar voor tin en lood. Waarschijnlijk worden met deze "eianden" Cornwall, Wales en Ierland bedoeld, het woongebied van de Kelten. In die gebieden zijn ook tinmijnen zijn aangetroffen.  hebben en archeologen hebben ontdekt dat al in de bronstijd (tweede millennium v. Chr.)  tin werd gebracht naar Andalusië.

Doordat de Phoeniciërs en Tartessiërs aan het eind van de 7e eeuw v. Chr. elkaars vijanden zonden de Carthagers een ervaren zeevaarder uit om de deze rijke tin-eilanden te bereiken. Volgens de Romeinse geschiedschrijver Plinius de Oudere bereikte Himilco (Latijnse naam, afgeleid van de Phoenicische naam Chimilkât) als eerste Mediterrane zeevaarder de kusten van Noord-West Europa. Himilco zou ook een verslag van zijn reis hebben gemaakt, dat helaas verloren is gegaan. Himilco zeilde niet in vreemde wateren. 

Plinius vermeldt niet exact wanneer deze Himilco leefde. De aanduiding "toen Carthago bloeide" is erg vaag en bestrijkt de periode 800 - 200 v. Chr. Plinius noemde Himilco een tijdgenoot van de Carthaagse heerser Hanno, die leefde in de in de 5e eeuw v. Chr., omdat een van de steden die hij had gesticht Oualiddia was, een stad die door een Griekse schrijver die leefde rond 500 v. Chr. werd genoemd.

Rechts: kaart van de kustgebieden die door Himilco werden bezocht.

Himilco deed er volgens Avienus vier maanden over om de Oestrumnides eilanden te bereiken. Voor zo'n lange reis moet hij haast wel andere havenplaatsen hebben aangedaan. De reis was moeilijk. Op sommige stukken van de route was vrijwel geen wind en zeewier belemmerde soms het varen . Dit zou erop kunnen wijzen dat hij gezeild zou zijn langs Cabo de San Vicente in Zuid-West Portugal, waar zich in de zomer veel zeewier ophoopt. Avienus noemt ook zandbanken, zeemonsters en mist. Mogelijk zeilde Himilco ook nog verder naar het noorden, naar Helgoland, waar amber te vinden was. Verschillende Griekse schrijvers speculeerden in de 6e eeuw over de legendarische amberrivier, Eridanus. Himilco schilderde zijn reizen naar het westen af af ruw en gevaarlijk, mogelijk om de Grieken af te schrikken en ervan te weerhouden ook die kant op te gaan.

Hanno voer in de 5e eeuw v.Chr. uit om langs de Atlantische kust van Afrika koloniën te stichten. De laatste en belangrijkste kolonie was op een eiland genaamd Cerne, dit kan  het eiland Herne in de baai van Rio de Oro of een eiland in de baai van Arguin voor de kust van Mauretanië zijn geweest. Hierna voer hij door naar het zuiden, en vond een rivier waarvan hij dacht dat het de Nijl was, omdat hij er nijlpaarden had gezien en men toen dacht dat die alleen in de Nijl voorkwamen. In werkelijkheid was dit ongetwijfeld de Sénégal. Hij reisde nog verder, zag 'harige vrouwen' (chimpansees) en aan het eind van zijn reis een 'brandende berg',  vermoedelijk de vulkanische Mount Cameroon die blijkbaar net op dat moment een uitbarsting had. Als dit klopt heeft Hanno dus de gehele westkust van Afrika tot aan Kameroen bezocht.

In 348 v. Chr. erkende Rome de Carthaanse aanspraken op Afrika en Spanje. In ruil daarvoor liet Carthago Romes handelsroutes naar Sicilië en Italiaanse havens ongemoeid. Een tweede verdrag in 306 v. Chr. bepaalde dat het maximale aantal Romeinse schepen dat de Middellandse Zee mocht bevaren. Zolang de drie grote mogendheden elkaars gerechtigde belangen respecteerden, kon er vrede blijven. 

Carthago (300 - 200 v. Chr.)

laatst bijgewerkt: 11-02-11

colofon