
|
Aan de oever van de Tiber woonden de armen, opeen gepakt in krotten of in woonblokken (insulae) van vijf tot tien verdiepingen hoog. Deze gebouwen hadden aan de buitenkant balkons en binnen eindeloze trappen. De huren waren vaak hoog en de kwaliteit van de woningen is slecht. Het gebeurde nogal eens dat een gebouw plotseling ontruimd moest worden, omdat de flat op instorten stond. Vaak bestond een woning uit maar één kamer, waar het hele gezin, bestaande uit 10 of nog meer personen, woonde, at en sliep. Wie op de begane grond woonde was het beste af. Meestal was daar een aansluiting op de riolering en op de waterleiding. Hoe hoger je woonde, hoe slechter het was. Geen toilet, geen stromend water en alleen maar een ladder om in de kamer te komen. Wie geen toilet had, moest gebruik maken van de openbare toiletten, die op verschillende plaatsen in de stad te vinden waren. De flatgebouwen hadden wel veel ramen, maar de vensters hadden geen ruiten. Houten luiken moesten de zomerhitte en de winterkou buiten houden. |